Meervouden

Nederlands
Taalverzorging
Meervouden 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Taalverzorging
Meervouden 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Je leert meervouden te herkennen. 

Je leert meervouden correct te spellen. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het meervoud van 'blad'?
(Dat ding dat van de boom af valt)
A
bladeren
B
bladen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het meervoud van gewoonte?
A
gewoontes
B
gewoonten

Slide 4 - Quizvraag

Theorie - meervoudsuitgangen
- (e) n -> plant wordt planten
- s -> pauze wordt pauzes
- eren -> kind wordt kinderen

Let op: sommige woorden hebben twee meervoudsvormen: gemeenten en gemeentes

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het meervoud van taxi?
A
Taxis
B
Taxies
C
Taxi's

Slide 6 - Quizvraag

Theorie - meervoudsuitgang (2)
Woorden die in het enkelvoud op de klinkers a,i,o,u, of y eindigen, schrijf je met 's. '
Bijvoorbeeld: piano's, baby's

Geen uitspraakprobleem?
Dan de s eraan vast: essays, cadeaus, cafés

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het meervoud van forel?
A
forelen
B
forellen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van kievit?
A
kieviten
B
kievitten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meervoud van raaf?
A
rafen
B
raven

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van fotograaf?
A
fotografen
B
fotograven

Slide 11 - Quizvraag

Theorie - meervoudsuitgang (3)
- als woorden in het meervoud -(e)n krijgen, dan wordt de laatste letter van het enkelvoud soms verdubbeld i.v.m. spraakverwarring (pan - pannen)
- woorden die eindigen op onbeklemtoond -ik, -el, -es, -et, -it krijgen geen verdubbeling van de laatste letter (perzik - perziken, dreumes - dreumesen)
- meestal verandert in het meervoud de f in een v en de s in een z, (huis - huizen , larf - larven ) maar niet altijd (paragraaf - paragrafen, krans - kransen)

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het meervoud van melodie
A
melodieën
B
melodiën
C
melodien

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van bacterie
A
bacterieën
B
bacteriën

Slide 14 - Quizvraag

Theorie- meervoudsuitgang (4)
 Bij woorden die op -ie eindigen, hangt de meervoudsvorm af van de klemtoon:
- met klemtoon op ie: meervoud - ën
- met klemtoon niet op ie:  meervoud -n en een trema op de laatste e.
Dus: epidemie -> epidemieën
kolonie -> koloniën

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het meervoud van abonnee
A
abonneeën
B
abonnees

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideën
C
ideeën

Slide 17 - Quizvraag

theorie meervoudsuitgang (5)
Woorden die eindigen op ee, krijgen in het meervoud meestal - ën, soms -s.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het meervoud van museum?
A
musea
B
museums
C
muesa's

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het meervoud van politicus?
A
politici's
B
politici
C
politicussen

Slide 20 - Quizvraag

Theorie meervoudsuitgang (6)
Leenwoorden die eindigen op um of us, hebben meestal twee meervoudsvormen.

Musicus -> musici
catalogus -> catalogi en catalogussen

Slide 21 - Tekstslide

Theorie meervoudsuitgang (7)
In meervouden van letters, afkortingen of cijfers zet je een apostrof.

Dus: cd's, twee a's, de GGD's

Slide 22 - Tekstslide

Theorie meervoudsuitgang (8)
Sommige woorden hebben geen meervoud. 

Koffie - melk - rijst 

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdracht  'meervouden' 





Huiswerk voor vrijdag opdracht meervouden klaar.  

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 25 - Open vraag

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 26 - Open vraag

Apostrof   =  ' 
Gebruik je bij 
  • een afkorting met ER of een verkleinwoord erachter:                                       A4'tje, CDA'er
  • meervoud van afkortingen:                                                                                             tv's
  • meervoud van woorden die eindigen op Y:                                                            panty's

Slide 27 - Tekstslide

Wat is goed gespeld ?
A
tv's
B
tv-s
C
tvs

Slide 28 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
lollies
B
lollys
C
lolly's
D
lollie's

Slide 29 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
A4-tje
B
A4'tje
C
A4tje

Slide 30 - Quizvraag

Apostrof = ' 
Gebruik je bij 
  • namen die eindigen op een lange klinker als je bezit wilt           aangeven:              Ada's boek    Eddy's jas
  • namen die eindigen op een s-klank, als je bezit wilt   aangeven:             Kees' pen       Jens' boek
  • Woorden en getallen waarvan je een deel weglaat:                      's morgens (des morgens), 't huis (het huis), in '87 (in 1987)

Slide 31 - Tekstslide

Wat is goed gespeld ?
A
Lara's pen
B
Laras' pen
C
Lara-s pen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
Lukas computer
B
Lukas' computer
C
Lukas's computer

Slide 33 - Quizvraag

Wat is goed gespeld ?
A
s avonds
B
s'avonds
C
's avonds
D
savonds'

Slide 34 - Quizvraag