Beknopte bijzin en samentrekking

Vandaag

Foutieve beknopte bijzin

Foutieve samentrekking


Je weet hoe je een foutieve beknopte bijzin en een foutieve samentrekking kunt herkennen en verbeteren.

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag

Foutieve beknopte bijzin

Foutieve samentrekking


Je weet hoe je een foutieve beknopte bijzin en een foutieve samentrekking kunt herkennen en verbeteren.

Slide 1 - Tekstslide

3 vragen:

Hoe herken je een bijzin?

Wanneer is die bijzin beknopt?

Wanneer is hij goed of fout?

Slide 2 - Tekstslide

1) Hoe herken je een bijzin?

De jongen dacht dat hij zijn boek vergeten was. 

Omdat hij zenuwachtig was, keek hij niet goed uit.

Slide 3 - Tekstslide

2) Wanneer is die bijzin beknopt?

Genietend van het uitzicht, nam hij een slokje van zijn koffie.




Slide 4 - Tekstslide

3) Wanneer is de beknopte bijzin goed of fout?

  1. Na koffie gedronken te hebben, reed de bus weer verder.
  2. De kerstversiering van mijn vrouw, hangend aan de keukenmuur, leek er elk moment af te vallen. 
  3. Verdiept in een boek , viel mijn oog op een moelijk woord.

Slide 5 - Tekstslide

3 antwoorden:

  • Bijzin, kenmerk: Onderwerp (OW) en persoonsvorm (PV) kunnen gescheiden worden van elkaar.
  • Beknopte bijzin: Geen OW en PV aanwezig. Het OW uit de hoofdzin is gelijk aan het (verborgen) OW in de bijzin.
  • Foutieve beknopte bijzin: OW van de hoofdzin komt niet overeen met verborgen OW uit de bijzin. 

Slide 6 - Tekstslide

Check bij een beknopte bijzin...

Of het onderwerp (OW) dat bedoeld wordt in de bijzin gelijk is aan het onderwerp in de hoofdzin. 

Is dat niet het geval, dan is er sprake van een foutieve beknopte bijzin. 

Slide 7 - Tekstslide

Samentrekking
De man koopt een bos bloemen.
De man geeft hem aan zijn vrouw.


Claudia had een ijsje gegeten.
Judith had een patatje gegeten. 

Slide 8 - Tekstslide

Samentrekking
Een samentrekking is een samenvoeging van twee zinnen, waarbij zinsdelen of woorden zijn weggelaten. 

Onthoud: bij samentrekkingen. Ze moeten:
  1. dezelfde betekenis hebben;
  2. dezelfde vorm hebben (in hetzelfde getal staan);
  3. dezelfde grammaticale functie hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeelden van onjuiste samentrekking
  • De man is vorig jaar getrouwd en sindsdien erg ongelukkig. --> is=hww; is =kww
  • Het eten is bijna klaar en kun je straks uit de oven halen. -> het eten = OW; het eten=LV 
  • De landverrader liep hard en over. -> hardlopen en overlopen, verschillen in betekenis.

Slide 10 - Tekstslide