H3G: l'imparfait

Explication l'imparfait
lundi 15 novembre
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Explication l'imparfait
lundi 15 novembre

Slide 1 - Tekstslide

L'imparfait = ovt

Wat is de onvoltooide tijd eigenlijk?

Slide 2 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van de ovt in het Nederlands

Slide 3 - Open vraag

Hoe maak je die in het Frans?
Regel:
  1. nous-vorm         regardons
  2. ons eraf halen       regard
  3. uitgang erachter plakken:   
                   ais/ais/ait/ions/iez/aient

Slide 4 - Tekstslide

Dus:
regarder
ik keek             = je regardais
jij keek             = tu regardais
hij/zij keek      = il/elle regardait
wij keken        = nous regardions
jullie keken     = vous regardiez
zij keken         = ils/elles regardaient

Slide 5 - Tekstslide

De regel: nous-vorm min ONS 
geldt voor alle werkwoorden!!
Behalve?

Slide 6 - Tekstslide

Uitzondering: être
Stap 1: Nous vorm = sommes
Stap 2: - ons eraf
Euh....Dat gaat niet :(

Slide 7 - Tekstslide

De stam van être = ét
Dus:
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il était = hij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren/u was
ils étaient = zij waren

Slide 8 - Tekstslide

je prépare
nous trouvions
ils vont montrer
vous étiez
elle a rencontré
avait
se sont brossés les dents
le futur proche
passé composé
le présent
imparfait

Slide 9 - Sleepvraag

Combineer de personen met de juiste uitgangen van de imparfait
-ais
-ais
- ait
- ions
- iez
-aient
Je
Tu
il/elle/on
Nous
Vous
Ils / elles

Slide 10 - Sleepvraag

Koppel de persoonlijke voornaamwoorden aan het juiste werkwoord.
avait
parlais
habitions
faisaient
étais
achetiez
tu
nous
ils
vous
il
je

Slide 11 - Sleepvraag

Wanneer gebruik je de imparfait?

Slide 12 - Open vraag

Welke regel is er om deze te maken?

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn de uitgangen?

Slide 14 - Open vraag

Er is één uitzondering op de regel. Welk werkwoord is dat?

Slide 15 - Open vraag

le présent
le passé composé
le futur proche
l'imparfait
tu vas au collège
il était
nous allons manger
elles sont venues
ils ont un chat
je buvais un coca
j'ai parlé
vous êtes sorti
va-t-il écouter?

Slide 16 - Sleepvraag

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
Nous allions
B
Nous chantons
C
Elle allait
D
Je voulais

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de imparfait van etre?
ik was =
A
je sommais
B
je sommerai
C
j'étais
D
j'éterais

Slide 18 - Quizvraag

Je (trouver, imparfait)
A
trouvait
B
trouve
C
trouvais
D
trouvai

Slide 19 - Quizvraag

Imparfait. Il (jouer)
A
jouais
B
jouait

Slide 20 - Quizvraag

elles (parler, imparfait)
A
parlent
B
parlait
C
parle
D
parlaient

Slide 21 - Quizvraag

vetaal: ik praatte (imparfait)
A
je parlait
B
je parlais
C
je parle
D
j'ai parlé

Slide 22 - Quizvraag

Zet in de imparfait
on (avoir)
A
on avais
B
on avoirait
C
on avait
D
on avions

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link

Slide 26 - Video

Fais une petite phrase avec un imparfait

Slide 27 - Open vraag

Ik begrijp de imparfait
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll