3H Overal Natuurkunde Hfst 4.2

Werktuigen en
 constructies
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werktuigen en
 constructies

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 2 - Woordweb

Soms wil je kracht verkleinen
Waar zit hier het draaipunt?  
En de werkkracht?  
En de spierkracht?
Werkkracht Fwerk
Spierkracht Fspier

Slide 3 - Sleepvraag

arm Lspier
arm Lwerk
Werkkracht Fwerk
Spierkracht Fspier

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 9, bladzijde 133

Pak je boek en schrift erbij, voordat we verder gaan met 4.2

Slide 5 - Tekstslide

Bij welke schaar is
de werkkracht ongeveer
even groot als de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie

Slide 6 - Quizvraag

Wie kan uitleggen waarom de werkkracht net zo groot is als de spierkracht

Slide 7 - Tekstslide

Bij welke schaar is
de werkkracht groter dan
de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie

Slide 8 - Quizvraag

Wie kan uitleggen waarom de werkkracht groter is dan de spierkracht

Slide 9 - Tekstslide

Bij welke schaar is
de werkkracht kleiner dan
de spierkracht?
A
Bovenste schaar
B
Middelste schaar
C
Onderste schaar
D
Bij geen van de drie

Slide 10 - Quizvraag

Wie kan uitleggen waarom de werkkracht kleiner is dan spierkracht

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen 4.2 Takels en andere werktuigen
- benoemen hoe je met katrollen, takels  je spierkracht kunt overbrengen naar een grotere werkkracht
- berekeningen maken met katrollen
- de betekenis uitleggen van de uitspraak: 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand'

Slide 12 - Tekstslide

Verhuizen in Amsterdam

vaste katrol
spierkracht is even groot als werkkracht, maar richting verandert

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Hoe heet de kracht waarmee
het blok naar beneden
wordt getrokken?

Slide 15 - Open vraag

Zwaartekracht
Fz = m * g
Fz = zwaartekracht in N (Newton)
m = massa in kg
g = 9,81 m/s2 of 9,81 N/kg

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld: Wat is de zwaartekracht op een blok van 20 kg?

Slide 17 - Open vraag

Wat is de zwaartekracht op een blok van 20 kg?
Gegeven: m = 20 kg
g = 9,81 m/s2 of 9,81 N/kg
Gevraagd: Fz
Oplossing:  Fz = m * g
Fz = 20 * 9,81 = 196,2 N
Schrijf altijd de formule op!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Losse katrol: minder kracht nodig, meer touw inhalen

Slide 20 - Tekstslide

Bij een vaste katrol verandert alleen de                van de kracht. De grootte van de kracht blijft               .
Met een losse katrol                     je de spierkracht die je nodig hebt en                      je de hoeveelheid touw die je in moet halen. 
verdubbel
richting
gelijk
halveer

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Tekstslide

Takels: je combineert losse en vaste katrollen
Spierkracht gelijk       
aan werkkracht,
want verdeelt over 1 touw
Spierkracht helft van werkkracht, want verdeelt over 2 touwen.
2x zoveel touw inhalen
Spierkracht 1/3 van werkkracht, want verdeelt over 3 touwen. 3x zoveel touw inhalen

Slide 23 - Tekstslide

Wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand
Hoe minder spierkracht je nodig hebt voor dezelfde werkkracht, hoe meer touw je in moet halen
(of hoe langer je bezig bent, zie figuur 4.15 blz 136)

Slide 24 - Tekstslide

Kun je nu..
- benoemen hoe je met katrollen, takels en tandwieloverbrengingen je spierkracht kunt overbrengen naar een grotere werkkracht
- berekeningen maken met katrollen
- de betekenis uitleggen van de uitspraak: 'wat je wint aan kracht, verlies je aan afstand'

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten maken
route 1:      17, 18, 19, 21, 22, 24, 25
route 2:          19, 20, 22, 23, 25, 26

Slide 26 - Tekstslide