H5

Lezen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Weekplanning
  • Lezen
  • PO poëzie
  • Klaar? Maken van 5.3, opdr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12





Slide 3 - Tekstslide

Lezen

Slide 4 - Tekstslide

Weekplanning
  • Lezen in nieuw boek
  • Maken 5.3 Lezen, opdr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, blz. 89 - 95
  • 5.5 Woorden, opdr. 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11, 12, 13 en 14, blz. 106-113
  • Klaar? 5.3 Lezen, opdr. 9, 10, 11 en 12 





Slide 5 - Tekstslide

Woorden
Spreekwoorden zijn vaste zinnen met een figuurlijke betekenis. Je kunt de zinnen niet veranderen. De pv staat meestal in de tt.
Uitdrukkingen zijn vaste combinaties van woorden met een figuurlijke betekenis. Je kunt de combinaties aanpassen aan de zin. De uitdrukking heeft geen ww.

Achter de wolken schijnt de zon. 
De beste stuurlui staan aan wal.
Met hart en ziel.
Op de valreep.

Slide 6 - Tekstslide

Lezen!

Slide 7 - Tekstslide

Weekplanning
  • 5.7 Grammatica zinsdelen, opdr. 1cdfgh, 3, 4, 6, 7, 8bcdefg
  • 5.7 Grammatica zinsdelen, extra opdrachten vanaf opdr. 9 (wat moet jij nog extra oefenen?)






Doel: ik kan een zin in zinsdelen verdelen en deze delen benoemen.

Slide 8 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
  1. Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?
  2. Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg)?
  3. Hoe vind je het onderwerp (o)?
  4. Wat is de vindproef van het lijdend voorwerp (lv)?
  5. Hoe noem je het zinsdeel dat het lijdend voorwerp ontvangt?
  6.  Hoe noem je de overige zinsdelen?

Slide 9 - Tekstslide

Grammatica zinsdelen
We geven.
We kunnen geven.
We kunnen een cadeau geven.
We kunnen een cadeau geven aan jou.
Morgen kunnen we misschien een cadeau geven aan jou.

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling(en)
  • Een bijwoordelijke bepaling (bwb) zegt iets over het gezegde of over de hele zin. Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op vragen als: wanneer, waar, hoe, hoeveel, waarom, waarheen, waardoor en waarmee.
  • In een enkelvoudige zin kan maar één onderwerp, gezegde, lijdend of meewerkend voorwerp staan, maar er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in voorkomen.
  • Een bijwoordelijke bepaling die uit een aantal woorden bestaat, begint vaak met een voorzetsel.
  • Ook zinsdelen die geen duidelijke vraag beantwoorden, zoals niet, misschien en hopelijk, kunnen bijwoordelijke bepaling zijn.






Slide 11 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling(en)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Weekplanning
  • 5.7 Grammatica zinsdelen, opdr. 1cdfgh, 3, 4, 6, 7, 8bcdefg
  • 5.7 Grammatica zinsdelen, extra opdrachten vanaf opdr. 9 (wat moet jij nog extra oefenen?)






Doel: ik kan een zin in zinsdelen verdelen en deze delen benoemen.

Slide 14 - Tekstslide