5.7.1: grammatica bwb

5.7.1: grammatica bwb
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.7.1: grammatica bwb

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen en huiswerk check
Tijdens het stillezen, controleer ik het huiswerk van enkele leerlingen. Leg dus je werk open voor je op tafel bij hoofdstuk 5, §5.3 lezen, opdracht 13, 14 en 15
Huiswerk niet gemaakt is voor de volgende les 1x overschrijven van de woordenlijst. 
2bk1
2bk4
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woorden leren
Je krijgt 3 minuten om de eerste 25 woorden van de woordenlijst te leren. Je doet dat in stilte. 

Dat kan op de volgende manieren:
- Dek de betekenis af en omschrijf het woord. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.
- Dek het woord af en benoem het woord bij de betekenis. Eerst op volgorde, daarna door elkaar.
- Schrijf de woorden met betekenis over. 
- Maak zinnen met de woorden. 
- Eigen ideeën en manier om te leren mag ook. 


timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ik heb....wie heeft

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik ontleden
Ontleden

Slide 7 - Tekstslide

- conclusie
- voorbeeld
- opsomming
- reden
- tegenstelling
- tijdsvolgorde

De leraar gaf de leerlingen gisteren een moeilijke opdracht.


  1. Wat is de persoonsvorm (pv)?
  2. Wat is het werkwoordelijk gezegde (wg)?
  3. Wat is het onderwerp (ond)?
  4. Wat is het lijdend voorwerp (lv)?
  5. Wat is het meewerkend voorwerp (mv)?

Slide 8 - Tekstslide

  1. Persoonsvorm: gaf
  2. Onderwerp: de leraar
  3. Werkwoordelijk gezegde: gaf
  4. Meewerkend voorwerp: de leerlingen
  5. Lijdend voorwerp: een moeilijke opdracht
Lesdoelen 
In deze paragraaf leer je:

• de bijwoordelijke bepaling herkennen.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepalingen (bwb) geven informatie over het werkwoordelijk gezegde of over de hele zin.
Ze geven een antwoord op een vraag. Bijvoorbeeld:
  • Waar? Waarom? Hoe? Waarmee?

Als je een zin ontleedt, zoek je de pv, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. De zinsdelen die je overhoudt, zijn bijwoordelijke bepalingen.

Soms is een bwb géén antwoord op een duidelijke vraag. Bijvoorbeeld bij de woorden niet, misschien, toch, gelukkig en hopelijk. Toch benoem je die ook als bijwoordelijke bepaling:

ik kan de bijwoordelijke bepaling herkennen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ff oefenen
- Lezen met je buur leertekst bwb blz. 146

Benoem de onderstreepte zinsdelen. Kies uit: pv, wg, o, lv, mv, bwb.
a. De meeste leerlingen gaan met plezier naar school.
b. Elke dag ontmoeten ze daar hun vrienden en vriendinnen.
c. Dat is natuurlijk heel erg leuk.
d. Natuurlijk kunnen er ook minder leuke dingen op school gebeuren.
e. In ieder geval heeft ieder kind in Nederland recht op onderwijs.

- Samen opdracht 4 en 5 

ik kan de bijwoordelijke bepaling herkennen.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Hoofdstuk 5, §5.7 grammatica, opdracht 6 en 7

Klaar: 
woorden leren
of
lezen
timer
10:00
ik kan de bijwoordelijke bepaling herkennen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Lisa fietste vanochtend snel naar school met haar beste vriendin.

Welke zinsdelen zijn de bijwoordelijke bepalingen?
A. vandaag en snel
B. snel naar school
C. vanochtend, snel, naar school, met haar beste vriendin
D. Lisa en met haar beste vriendin


Ik kan de bijwoordelijke bepaling herkennen.

Slide 13 - Tekstslide

Goede antwoord: C.

Reden: dit zijn zinsdelen die iets zeggen over tijd (vanochtend), wijze (snel), richting/doel (naar school) en met wie (met haar beste vriendin). Ze geven extra informatie bij het gezegde.
Huiswerk
Hoofdstuk 5, §5.7 grammatica, opdracht 6 en 7


leren alle woorden van de woordenlijst. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies