Zugspitze 1 VMBO-GT (H) Schritt 1-8

Noem de 9 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Noem de 9 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!

Slide 1 - Woordweb

(Ik) gehe in die Schule.
A
Du
B
Sie
C
Ich
D
Wir

Slide 2 - Quizvraag

Wohnt (jullie) in einem Dorf?
A
Sie
B
du
C
wir
D
ihr

Slide 3 - Quizvraag

(Hij) spielt Gitarre.
A
Sie
B
Er
C
Ich
D
Wir

Slide 4 - Quizvraag

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 5 - Sleepvraag

Wir 
Ich 
Du
Er
Ihr
Sie/sie 
Tekst
habe 
hast 
hat
haben
habt
haben

Slide 6 - Sleepvraag

Warum __________ (hebben) wir heute kein Deutsch?
A
hat
B
habt
C
habe
D
haben

Slide 7 - Quizvraag

Imke ___________ (heeft) viel Glück.
A
hat
B
habe
C
hast
D
haben

Slide 8 - Quizvraag

Frau Wensink, ___________ (bent) Sie meine Lehrerin?
A
ist
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 9 - Quizvraag

Mike ____________ (is) sehr nett.
A
bist
B
bin
C
ist
D
seid

Slide 10 - Quizvraag

Petra und Katja ____________ (zijn) in der Schule.
A
ist
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 11 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.
Voorbeeld: 
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis 

Slide 12 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.
Voorbeeld: 
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis 
rudern = ruder

Slide 13 - Tekstslide

__________ gehst du in die Ferien (op vakantie)?
A
Wo
B
Wann
C
Was
D
Woher

Slide 14 - Quizvraag

__________ kommst du?
A
Wie
B
Wohin
C
Woher
D
Wer

Slide 15 - Quizvraag

___________ hat sie Geburtstag?
A
Was
B
Wohin
C
Wo
D
Wann

Slide 16 - Quizvraag

__________ geht es dir?
A
Wer
B
Wie
C
Wo
D
Was

Slide 17 - Quizvraag

De hoofdletters
ALLE zelfstandige naamwoorden in het Duits krijgen een hoofdletter, OOK midden in de zin!

Net als in het Nederlands, krijg je ook een hoofdletter aan het begin van de zin en bij namen.

Hoe weet je welke woorden zelfstandige naamwoorden zijn?

Slide 18 - Tekstslide

Hoofdletters
* Zelfstandige naamwoorden.
  woorden waar je:  de /het /een  voor kunt zetten
 (de vriend = der Freund )
*  Het woord ´ in het Duits ´Sie´
------------------------------------------------------------------
• Alle namen van mensen, dieren, landen en steden
• Het begin van elke nieuwe zin


Slide 19 - Tekstslide

Wat krijgt een hoofdletter?
wir fahren mit der familie in den skiurlaub.

Slide 20 - Open vraag

Vertaal volgende zin in het Duits:
Hoe gaat het?
A
Was bedeutet das?
B
Wie geht's?
C
Wie bitte?
D
Wie alt bist du?

Slide 21 - Quizvraag