Herhaling - Verbo IR

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Repaso 

Verbo IR

Wat betekent IR ? 

GAAN

Werkwoord  ir (gaan)

ik ga	voy
jij gaat	vas
hij/zij gaat	va
wij gaan	vamos
jullie gaan	vais
zij gaan	van

Let op

A + EL > AL

 A + LA > A LA

Voorbeeld:

Ik ga naar de supermarkt ->  voy AL supermercado

Ik ga naar het strand --> Voy A LA playa

Paul en Jan gaan

1. Paul y Jan van
2. Paul y Jan vamos
3. Paul y Jan ban
4. Paul y Jan va

Jij gaat

1. vas
2. vamos
3. van
4. vais

Wij gaan naar het strand

1. vamos a playa
2. vamos a la playa
3. va a la playa
4. voy a la playa

Ik ga naar de bios

1. voy al cine
2. vas al cine
3. va al cine
4. van al cine

Mijn zussen gaan naar de kapper

1. Mis hermanas vamos a la peluquería
2. Mis hermanas van a la peluquería
3. Mis hermanas vayan a la peluquería
4. Mis hermanas va a la peluquería

Ana en ik gaan naar de les

1. Ana y yo van a clase
2. Voy a clase
3. Ana y yo vamos a clase
4. Ana y yo vas a clase

Sleep de juiste vorm van 'ir' naar het juiste doel.

Stacy y Rob _____ (ir) a escuchar música.

Rick y yo______(ir) al cine

¿Tú________ (ir-tú) a casa en coche?

Yo _______ (ir) a la peluquería

¿Lisa y tú _____(ir - vosotros) de vacaciones a Francia?

van

vamos

vas

voy

vais

Vertaal:
Ik ga naar school

Vertaal:
Mijn broer gaat naar de supermarkt

Weten we nog hoe het werkwoord SER wordt vervoegd? Schrijf hier het rijtje op: Soy, ...

Weten we nog hoe het werkwoord TENER wordt vervoegd? Schrijf hier het rijtje op: Tengo, ...