herhaling capitulo 4

Capítulo 4
¡Vamos al instituto!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Capítulo 4
¡Vamos al instituto!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuál es la fecha de hoy?

Hoy es _____(dag)___________
el _____(datum)__________
de _____(maand)__________

Escribe la fecha en tu cuaderno => Schrijf de datum in je schrift

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Grammática: 
Negación (Ontkenning)
Wat is een ontkenning?
No, nada, nadie, nunca
Plaats in de zin

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin ontkennend?
Me gusta ir al instituto
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin ontkennend?
no voy al instituto en bici
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is de zin ontkennend?
La asignatura no es aburrida
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

No tengo hermanos 
No vivo en Amsterdam

¡No!, no hablo español
Paula no come nada 
No hay nadie en casa

No voy nunca al cine

Geen 
Niet
Nee
Niets
Niemand
Nooit

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

1. Plaats in de zin
Ali no come nada - Ali eet niets
¡Profe!,  no Marijn nada - Juf, Marijn doet niets!

No hay nadie en casa - Er is niemand thuis 
No habla nadie durante la clase - Niemand praat tijdens de les

No voy nunca al cine - Ik ga nooit naar de bioscoop
No miento nunca - Ik lieg nooit



Slide 8 - Tekstslide

Wat valt jullie op. 

Wat is het verschil tussen het Spaans en het Nederlands?

Dubbele ontkenning! (schrijft op bord)
2. Plaats in de zin
No tengo hambre
La profesora no explica nada 
No habla nadie durante la clase 
No voy nunca al cine 



LET OP de persoonsvorm!

Slide 9 - Tekstslide

Wat valt jullie op.

Waar staat no in de zin? voor de persoonsvorm

Waar staan nada, nadien en nunca in de zin? na de persoonsvorm
3. Plaats: Uitzondering
Marco nunca baila conmigo
Juan nunca duerme temprano
Pablo nunca hace sus deberes

Nadie tiene mi cuaderno
Nadie juega League of legends 
A nadie le gusta el 'lock-down'
 

Slide 10 - Tekstslide

We zien hier dat nunca en nadie gebruikt kunnen worden zonder no. Dan komen ze echter wel voor de persoonsvorm te staan.
Welke zin is ontkennend?
A
Me gusta ir a la escuela
B
El supermercado está cerca de mi casa
C
No tengo que hacer mis deberes
D
Cada día voy a la escuela a pie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En nuestra escuela no tenemos que llevar uniforme
No voy nunca en autobús
Siempre tengo un montón de deberes
No hay nadie en el comedor
Sí, es una negación
Sí, es una negación
No, no es una negación
Sí, es una negación

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij al met betrekking tot de kloktijden in het Spaans? Noteer dit. 
timer
1:00
El tiempo- De tijd

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke tijden kwamen in het filmpje voor?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bron F libro de texto
Hoe laat het is?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stipt, kwart over, half en kwart voor 

cuatro y media
cuatro (en punto)
cinco menos quince
cuatro y quince

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vraag je in het Spaans: Hoe laat is het?
timer
0:20

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué hora es?
Son las cuatro y media. 
Son las tres (en punto).
Son las seis y diez. 
Son las ocho menos veinticinco.

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans: Het is 1 uur.
A
Es la una.
B
Son la una.
C
Son las unas.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans: Het is 9 uur.
timer
0:40

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Spaans: Het is half 7
timer
0:40

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bron F - El horario y las asignaturas

Es la una 
Son las dos / tres / cuatro etc 
Son las ocho y cuarto
Son las ocho y media
Son las nueve menos cuarto

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


¿Qué hora es?
A
Son las diez menos diez
B
Son las diez y cuarto
C
Son las diez y diez
D
Son las diez y media

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


¿Qué hora es?
A
Son la una menos cinco
B
Es la una menos cinco
C
Son las doce
D
Es la una y cinco

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nooit
niemand
niets
niet
nunca
nadie
nada
no

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mi escuela está en Breda (niet)

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Antonio va de vacaciones (nooit)

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vive aquí (niemand)

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Juan come (niets)

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Paul en Jan gaan
A
Paul y Jan van
B
Paul y Jan vamos
C
Paul y Jan ban
D
Paul y Jan va

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jij gaat

A
vas
B
vamos
C
van
D
vais

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij gaan naar het strand

A
vamos a playa
B
vamos a la playa
C
va a la playa
D
voy a la playa

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga naar de bios
A
voy al cine
B
vas al cine
C
va al cine
D
van al cine

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn zussen gaan naar de kapper
A
Mis hermanas vamos a la peluquería
B
Mis hermanas van a la peluquería
C
Mis hermanas vayan a la peluquería
D
Mis hermanas va a la peluquería

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ana en ik gaan naar de les
A
Ana y yo van a clase
B
Voy a clase
C
Ana y yo vamos a clase
D
Ana y yo vas a clase

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste vorm van 'ir' naar het juiste doel.
Stacy y Rob _____ (ir) a escuchar música.
Rick y yo______(ir) al cine
¿Tú________ (ir-tú) a casa en coche?
Yo _______ (ir) a la peluquería
¿Lisa y tú _____(ir - vosotros) de vacaciones a Francia?
van
vamos
vas
voy
vais

Slide 38 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Ik ga naar school

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Mijn broer gaat naar de supermarkt

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Weten we nog hoe het werkwoord SER wordt vervoegd? Schrijf hier het rijtje op

Slide 41 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Weten we nog hoe het werkwoord TENER wordt vervoegd? Schrijf hier het rijtje op

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies