week 44

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

¡Hola!

¿Qué vamos a hacer?

Semana 44

Leerdoelen

1. Ik ken de landen en nationaliteiten.

2. Ik kan het werkwoord SER (zijn) gebruiken.

3. Ik kan het werkwoord TENER (hebben) gebruiken.

4. Ik ken de getallen 0 TM 31

5. Ik kan het werkwoord LLAMARSE (heten) gebruiken.

Tener

Tener = hebben                                                      Edad = Leeftijd

Yo

Tú

Él/ella/usted

Nosotros

Vosotros

Ellos/ellas/ustedes

Tengo

Tienes

Tiene

Tenemos

Tenéis

Tienen

librito p. 24

Tener

¿Cuántos años tienes?

Tengo trece años.

¿Cuántos bolígrafos tienes?

Tengo 3 bolígrafos. 

librito blok 3

TENGO

tengo

tienes

tiene

tenemos

tenéis

tienen

Tener:hebben

Tener: hebben

Sleep de persoonsvorm bij het juiste werkwoordsvorm van TENER/hebben.

Yo

él, ella, usted

tú

 nosotros

vosotros

ellos, ustedes

Tengo

tienes

tiene

tenemos

Tenéis

tienen

 _______(tener-yo) clases de español con Lisa. 

Sam___________ (tener) clases de español hoy.

Emely y Luke _______________(tener) tres horas de clase.

Vosotros ___________ (tener) clases tres veces a la semana.

No, nosotros _____ (tener) clases español los lunes.

Tú...................................(tener) mis libros, en tu bolso.

tengo

tiene

tienen 

tenéis

tenemos

tienes

Zin ontkennend maken.

Je maakt een zin ontkennend door "no" voor het werkwoord te zetten. 

Soy inglés = Ik ben Engels.

No soy inglés. = Ik ben niet Engels.

Leerdoel: de ontkenning

Zin ontkennend maken.

2 x no in een zin:

No, no soy Pepe, soy Juan. 

Nee, ik ben niet Pepe, ik ben Juan

Leerdoel: de ontkenning

Nee

Niet

yo

italiano

soy

no

un 

tengo

no

profesor

no

es

Pablo

no

y

María

Marruecos

Juana

de

son 

no

Los números 0-31

¿Cuántos hermanos tienes?

¿Cuántas bicicletas tienes?

¿Cuántos años tienes?

¿Cuántos libros tienes?

¿Cuántos amigos tienes?

¿Cuántos (video)juegos (de mesa) tienes?

¿Cuántos bolígrafos tienes?

once + cuatro =

veinticuatro + dos =

treinta y uno - diecinueve =

quince +  ocho =

veintiuno + seis   =

Tengo tu love

Ser, tener & llamarse 

llamarse

Heten. Dit werkwoord is wederkerend. Daarom komt er voor het werkwoord: me,te,se,nos, os of se.

ser

Zijn. 

Ser de= komen uit Bv. Soy de España. 

tener

Hebben.

Je gebruikt het ook om je leeftijd aan te geven. Bijv. Tengo doce años.

Leerdoel: het werkwoord SER

tener en llamarse

LA p. 23

Verbuga español

LLAMARSE

SER

TENER

presente

Ga naar de website verbuga español en oefen met het werkwoord LLAMARSE: https://www.verbuga.eu/Esmi/

los números

Maak uit je LE de volgende opdrachten:

1.14, 1.16, 1.17

Klaar? Leer de getallen 

blok 4

Países y nacionalidades

Maak de volgende opdrachten uit je LE:

1.8, 1.9, 1.10

Klaar? Leer de 

nationaliteiten en 

landen blok 6

A practicar

Geef elkaar sommen op.

Bijvoorbeeld: cinco y (+) tres son....

diez menos (-) dos son...

Juego números

Gooi dobbelsteen en ga het aangegeven 

aantal aan vakjes vooruit. Schrijf het getal waar 

je op komt voluit in het Spaans en spreek het 

getal hardop uit. 

Kom je op het vakje van iemand anders dan moet 

diegene opnieuw beginnen. 

Zeg je het getal fout in het Spaans, dan moet je ook opnieuw beginnen. De winnaar is de eerst die op final komt. 

¿De dónde eres?

 Soy de + land/stad.                                   Ik kom uit + land/stad.

Soy de los Países Bajos.                        Ik kom uit Nederland.

Soy + nationaliteit.                                    Ik ben + nationaliteit.

Soy neerlandés/neerlandesa.           Ik ben Nederlands/e.

librito blok 3

SER

soy

eres

es

somos

sois

son

Pak je schrift en schrijf op: 

Welke nationaliteiten hoor je?

Welke talen hoor je?

Taal = zelfde als mannelijke inwoner