Nederlands lj 1 kader H5 HH

Hoofdstuk 5
herhaling alle onderdelen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
herhaling alle onderdelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Lesdoel bespreken
- Uitleg
- Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les heb je alle lessen voor het pw herhaald en extra geoefend.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
- lezen
- woordenschat
- taalverzorging: 
> bijvoeglijk naamwoord
> verwijswoorden
> VT zwakke werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
De schrijver heeft een bepaald doel met een geschreven tekst. 
- informatie geven: krantenbericht, verslag van een sportwedstrijd
- iets leren of uitleggen: studietekst, recept, gebruiksaanwijzing
- iets laten doen: reclametekst, uitnodiging, advertentie
- zijn mening geven: bespreking van een app of film
- amuseren (vermaken): verhaal, strip

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord.
- Samenstelling: prijsverhoging  > prijs - verhoging. Een prijs die omhoog gaat.
- Voorvoegsel: kort stukje wat voor een woord komt met eigen betekenis:
on- = niet, zonder / her- = opnieuw, nog een keer.
- Achtervoegsel: kort stukje wat achter een woord komt met eigen betekenis.
-loos = zonder / -vol = met veel.

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over het zelfstandig naamwoord en staat er meestal voor en soms erachter.

De rode auto.
De auto is rood.


Slide 7 - Tekstslide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord 
Bijvoeglijk naamwoord dat van materiaal gemaakt is, wat je aan kunt raken. Schrijf je met -n erachter.

gouden horloge
katoenen T-shirt

Slide 8 - Tekstslide

Verwijswoorden

- zn in het enkelvoud, mannelijk (m): hij, hem, zijn, deze, die

- zn in het enkelvoud, vrouwelijk (v): zij/ze, haar, deze, die
- zn in het enkelvoud, onzijdig (o): het, zijn, dit, dat
- zn in het meervoud: zij/ze, hun, deze, die

(het-woorden > dit/dat        de-woorden > deze, die)


Slide 9 - Tekstslide

V.T. van zwakke werkwoorden
sexy

Slide 10 - Tekstslide

Zwak ww -te(n) / -de(n)?
 'T SeXy FoKSCHaaP > Pak het hele ww, haal -en eraf. Staat de laatste letter in 'T SeXy FoKSCHaaP? 
Ja? > zwakke ww pv schrijf je met  -te(n).
Nee? > zwakke ww pv schrijf je met  -de(n).

Slide 11 - Tekstslide

Het regen.... gisteren heel hard
A
regente
B
regende
C
regenten
D
regenden

Slide 12 - Quizvraag

Juul en Mies tennis...... gisteren een hele goede wedstrijd.
A
tenniste
B
tennisde
C
tennisten
D
tennisden

Slide 13 - Quizvraag

Het vuur brand.... nog lang na in de vuurkorf.
A
brandte
B
brande
C
brandde
D
brandden

Slide 14 - Quizvraag

Wij zorg... er voor dat ons huiswerk voor vandaag af was.

Slide 15 - Open vraag

Opdrachten maken:
- Alle onderdelen van trainen oefenen.
- Oefentoets maken.

Slide 16 - Tekstslide