H2 / A2: Enkelvoudige en samengestelde zinnen (hoofd- en bijzinnen)

Grammatica zinsdelen §9
Enkelvoudige en samengestelde zinnen: hoofd- en bijzinnen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen §9
Enkelvoudige en samengestelde zinnen: hoofd- en bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
  • Enkelvoudige en samengestelde zinnen
  • Hoofd- en bijzinnen
Deze les:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.



Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.

Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Kijk naar de volgende zinnen. Is het een enkelvoudige of samengestelde zin? 
Oefenen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
1. Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
2. De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
3. Wil je die tas met boeken op tafel neerzetten?
4. Weet jij al wanneer je dat proefwerk moet maken?
5. Langs de Oude Lindenlaan in de nieuwe wijk lopen vier kleine eendjes.
Oefenen: enkelvoudig of samengesteld

Slide 9 - Tekstslide

1. samengesteld.
2. enkelvoudig
3. enkelvoudig
4. samengesteld
5. enkelvoudig
Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan (woordje 'niet')
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan (woordje 'niet')
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gaan (niet) wij altijd naar Spanje, want daar woont (niet) mijn tante.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan (woordje 'niet')
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gaan (niet) wij altijd naar Spanje, want daar woont (niet) mijn tante.
Het kan bij beide zinnen niet. Er zijn in deze zin dus twee hoofdzinnen. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat er een hoofdzin en een bijzin in de zin: 


Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat er een hoofdzin en een bijzin in de zin: 


Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Omdat mijn tante IN SPANJE woont, gaan (niet) wij daar ieder jaar naartoe. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat er een hoofdzin en een bijzin in de zin: 


Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Omdat mijn tante IN SPANJE woont, gaan (niet) wij daar ieder jaar naartoe. 
In het eerste deel staat een zinsdeel tussen pv en ow. Dat is dus een bijzin. 
In het tweede deel kan er niks tussen pv en ow, dus is het een hoofdzin. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
Als er tussen pv en ow een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
Kan dit niet, dan is het een hoofdzin. 
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden.
Oefenen hz en bz

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden.

Antwoord: 
Hoofdzin-bijzin
Oefenen hz en bz

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden

Antwoord: 
Hoofdzin-bijzin
Oefenen hz en bz
Want: 
De kinderen (niet) hebben snoep gekocht, omdat ze DIT wilden. 


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat (hoofdzin/bijzin)

1. Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
2. We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
3. Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.
4. Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.


Oefenen hz en bz

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
1. Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.

2. We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.

3. Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.

4. Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.


Oefenen hz en bz

Slide 23 - Tekstslide

1. hoofdzin - bijzin
2. hoofdzin - hoofdzin
3. hoofdzin - hoofdzin
4. bijzin - hoofdzin
Volgende les:
Heb je vragen over :
- Samengestelde en enkelvoudige zinnen
- Hoofd- en bijzinnen
Vragen? 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen (blz. 222-223) 
Opdracht 2 + 3


Aan de slag (A2)

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengestelde zinnen (blz. 222)
Opdracht 1, 2 + 4 


Aan de slag (H2)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat (hoofdzin/bijzin)

1. Omdat de aarde langs het kunstgrasveld zink bevat, zal de gemeente de grond reinigen.
2. Sommige virussen helpen de mens, doordat ze ziekmakende bacteriën uitschakelen.
3. Als hij een week vrij kan krijgen, gaat de heer Dam in februari op wintersport.
4. In de krant las ik laatst dat NASA op de maan een 4G-mast gaat plaatsen.
5. Blijkbaar wordt water niet stroperig, voordat het precies bij nul graden bevriest.


Oefenen hz en bz

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
1. Omdat de aarde langs het kunstgrasveld zink bevat, zal de gemeente de grond reinigen.

2. Sommige virussen helpen de mens, doordat ze ziekmakende bacteriën uitschakelen.

3. Als hij een week vrij kan krijgen, gaat de heer Dam in februari op wintersport.

4. In de krant las ik laatst dat NASA op de maan een 4G-mast gaat plaatsen.

5. Blijkbaar wordt water niet stroperig, voordat het precies bij nul graden bevriest.


Oefenen hz en bz

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies