Risicosignalering

Risicosignalering
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Risicosignalering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel van de les:
Aan het einde van de les weet de student:
- wat risicosignalering is
- waarom je het toepast
- op welke gebieden er gezondheidsproblemen ontstaan

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij
risicosignalering?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Risicosignalering

Risicosignalering 
Is in een vroeg stadium signaleren van de mogelijke en aanwezige (gezondheids)risico`s bij een zorgvrager door de situatie voortdurend te MONITOREN, door met kennis van zaken de situatie te bekijken en door de juiste vragen te stellen aan de zorgvrager.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je als zorgprofessional om de risicosignalering in kaart brengen

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe en wat ga je observeren?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat ga je met jouw bevindingen doen?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitkomst risicosignalering
Jouw observaties ga je verwerken in het verpleegplan. Je gaat de juiste interventies inzetten om te voorkomen dat een probleem optreedt (preventie) of verergert. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jouw rol als verpleegkundige/verzorgende
  • Observeren, signaleren  en rapporteren
  • Maatregelen toepassen volgens zorgleefplan en je bevindingen rapporteren
  • Zorgleefplan evalueren en zo nodig aanpassen
  • Gebruik maken van meetinstrumenten om te screenen

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht (volgende week meenemen naar de les)

Kijk op je stageplek wat zij doen aan risicosignalering.
  • Wordt er gebruik gemaakt van checklijsten/meetinstrumenten
  • Zo ja: welke? (denk aan delier, ondervoeding, decubitus, enz.)
  • Wanneer worden de checklijsten gebruikt? Bij opname, maandelijks, jaarlijks of op indicatie

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OP WELKE GEBIEDEN SIGNALEER JE RISICO’S?​
A
Medicatiegebruik, huidletsel, vallen, incontinentie, depressie & ondervoeding/ overgewicht​
B
Ik ben mij op allerlei gebieden bewust van risico’s voor cliënten​
C
Pijn, medicatiegebruik, huidletsel, delier, incontinentie, depressie & ondervoeding/ overgewicht​

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke gebieden kun je een risicoanalyse uitvoeren?
  • Incontinentie
  • Huidletsel
  • Ondervoeding
  • Vallen
  • Problemen met medicatiegebruik
  • Depressie

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op wat je
weet over incontinentie?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

soorten incontinentie
  • Stressincontinentie:  onvrijwillig urineverlies bij druk in en op de buik, bijvoorbeeld wanneer iemand lacht, niest, de neus snuit of bij zwaar tillen en haastig bewegen zoals bij sporten.
  • Aandrangincontinentie:  Niet op te houden hevige plasdrang. Vaak heeft de cliënt een (voortdurende) drang tot plassen met geen of een heel korte waarschuwing.
  • Gemengde incontinentie: combinatie van stress- en aandrangincontinentie, waarbij één van de twee vormen meer naar voren komt.
  • Functionele incontinentie: Als iemand niet in staat is zelfstandig naar het toilet te gaan door lichamelijke of praktische beperkingen. Voorbeelden zijn geestelijke/lichamelijke/visuele beperkingen, lastige kleding, lange afstand tot of obstakels bij het vinden van het toilet.
  • Overloopincontinentie onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden urine uit een volle blaas. Het treedt op door chronisch vasthouden van urine, vergroot en ongevoelig raakt. De druk in de blaas wordt zo hoog, dat er kleine hoeveelheden urine wegdruppelen.
  • Totale incontinentie: voortdurend druppelen van urine uit de plasbuis, zowel overdag als 's nachts. Het treedt op wanneer de sluitspier van de blaas niet meer goed werkt.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Incontinentieletsel
Soms met blaren en helder vocht.
Vaak ter hoogte van de bilnaad (spleetvormig letsel met witte, verweekte randen).

Huidbeschadigingen zijn niet altijd te voorkomen. Het geneest vaak slecht, is pijnlijk en vraagt veel extra zorg.
Observeer goed of de wonden ontstaan zijn door incontinentie of door doorliggen (decubituswonden)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk letsel door incontinentie kan ontstaan
Incontinentieletsel is een ontsteking aan de oppervlakte van de huid met:
Roodheid (purperen kleur).
Oedeem / zwelling.
Vochtigheid van de huid.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

onvrijwillig urineverlies bij druk in en op de buik, bijvoorbeeld wanneer iemand lacht, niest.
 Niet op te houden hevige plasdrang. Vaak heeft de cliënt een (voortdurende) drang tot plassen
combinatie van, waarbij één van de twee vormen meer naar voren komt. 
Als iemand niet in staat is zelfstandig naar het toilet te gaan door lichamelijke of praktische beperkingen. 
onwillekeurig verliezen van kleine hoeveelheden urine uit een volle blaas.
Stressincontinentie
Gemengde incontinentie
Aandrangincontinentie
Functionele incontinentie
Overloopincontinentie

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat weet je van
ondervoeding?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van ondervoeding
  • gebrek aan eetlust: door verminderde smaak en geur, een ziekte of bij gebrek aan beweging.
  • kauw- en slikproblemen. 
  • slechtwerkende darm bijvoorbeeld door een darminfectie of darmaandoening. 
  • bijwerking van medicijnen. 
  • angst, eenzaamheid, verdriet, depressiviteit. 
  • een eetstoornis. 
  • een verhoogd energiegebruik, bijvoorbeeld bij een infectie of kanker.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je de voedingstoestand observeren
Let op wanneer:  
  • De kleding ruimer zit (rok/broek zakt af)
  • Het horloge ruimer om de pols zit
  • Het avondeten dat niet is opgegeten
  • Eten dat onaangeroerd in de prullenbak ligt
  • De cliënt klaagt over pijn in de mond
  • De cliënt klaagt over gebrek aan eetlust.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke hulpmiddelen kun je gebruiken om voedstoestand vast te stellen?
  • >65 jaar: de SNAQ65+
  • BMI
  • Wegen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke mensen vallen onder de risicogroep
COPD
decubitus
hartfalen
>80 jaar
depressie
eenzaamheid
dementie
slecht zittend gebit
mensen met darmproblemen
herstellen van een fractuur
mensen met kanker
mensen die geopereerd moeten worden
mensen met veel medicatie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke voedingsstoffen bied je aan bij zorgvragers met ondervoeding
  • Meer eiwitten: vlees, kip, vleesvervangers, vis, ei, melk(producten), sojaproducten, peulvruchten en noten
  • Extra vetten: Noten, avocado en vette vis, roomboter
  • Eet voldoende vezels: groente en fruit en in volkorenproducten, zoals in volkorenbrood, volkorenpasta en zilvervliesrijst.  

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is alles duidelijk?
Ja
Nee

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Huidletsels 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huidletsel/decubitus, vochtletsel en smetten
Huidletsel/decubitus:
Decubitus is een gelokaliseerde beschadiging van de huid en/of het onderliggend weefsel, meestal ter hoogte van een botuitsteeksel, als gevolg van druk of druk in samenhang met schuifkracht
Vochtletsel:
Vochtletsel ontstaat door langdurig huidcontact van urine, ontlasting, transpiratie of wondvocht. Hierdoor gaan oppervlakkige huidlagen stuk. Belangrijkste onderscheid met decubitus is dat decubitus alleen door druk en schuifkrachten ontstaan en vochtletsel alleen door vocht.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

huidletsel/decubitus, vochtletsel en smetten
Smetten:
Smetten is elke huidirritatie of huiddefect dat zich voordoet in de huidplooien (liezen, borsten, buikplooi, oksel, bilnaad) In het algemeen wordt aangenomen dat smetten ontstaat door huid op huid contact).

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek een afbeelding van decubitus, vochtletsel en smetten

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de afbeeldingen hiernaast zie je de plekken waar vaak decubitus kan ontstaan

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je absoluut NIET doen bj huidletsels/decubitus?
schuiven
inpakken van hielen met vette watten en zwachtels
ijzen en föhnen
windring gebruiken
synthetische schapenvacht gebruiken
preventief folie of hydrocolloïd verband gebruiken
blaren open prikken.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke preventieve interventies tref je?
  •  informeren, instrueren en motiveren zorgvrager (en mantelzorg) over preventieve maatregelen
  • invullen risicoscorelijst
  • tijdig inzetten antidecubitus- hulpmiddelen

Huidverzorging:
  • goede hygiëne/wasbeurt met een neutrale niet ontvettende zeep
  • bescherm de huid bij incontinentie met een vocht inbrengende crème
  • huidbeschadiging voorkomen; zorg voor een droge gladde onderlaag en draag geen sieraden tijdens verzorging
  • inspecteer/palpeer de huid dagelijks op risicoplaatsen.


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke preventieve interventies tref je?
Houding en mobiliteit:
  • let op een goede en foute houding
  • consequente wisselligging en/of houdingsveranderingen minimaal á 3 uur
  • in de stoel ieder half uur van houding wisselen of ‘liften’
  • indien mogelijk mobiliseren
  • hielen vrij leggen

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke preventieve interventies tref je?
Voeding en vocht:
zorg dragen voor een volwaardige voeding
stimuleren tot voldoende vochtopname (1 ½ - 2 liter per dag)
eventueel aanleggen van een vocht en/of voedingslijst om inzicht te verkrijgen in de inname
bij verslechtering toestand; overleg met de ( huis)arts.

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Decubitus kan ontstaan ten hoogte van een botuitsteeksel tgv druk
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vallen
  • Valongelukken worden meestal veroorzaakt door een combinatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren.

Slide 36 - Tekstslide

Signaleren
Valongelukken worden meestal veroorzaakt door een combinatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren.
Persoonsgebonden factoren:
• afname in spierkracht
• mobiliteitsstoornissen
• verminderde zintuiglijke vermogens (zicht, gehoor)
• slechte conditie van de bloedsomloop
• lage bloeddruk
• verminderde reactiesnelheid
• verminderd evenwicht
• urine-incontinentie
• ziekte van Parkinson
• depressie
• fysieke beperkingen
• cognitieve stoornissen.
Omgevingsgebonden factoren
• medicijngebruik/polyfarmacie
• psychofarmacagebruik
• slecht zittende schoenen
• losse snoeren op de vloer
• losse kleedjes en voorwerpen
• onvoldoende verlichting
• hoge drempels
• eerder gevallen
• slecht functionerende hulpmiddelen (boodschappentas zonder wielen, slechte huishoudtrap, slecht onderhouden rollator)
• alcoholgebruik.

Wat versta jij onder
persoonsgebonden factoren
m.b.t. vallen

Slide 37 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vallen: persoonsgebonden factoren
  • Vermindert reactievermogen, evenwicht of spierkracht
  • Vermindert zicht of gehoor,
  • ziektes; zoals ziekte van Parkinson, CVA, artrose
  • problemen met lopen
  • cognitieve of psychische achteruitgang,
  • geneesmiddelen gebruik (slaap en kalmeringsmiddelen),
  • Alcoholgebruik

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij
omgevingsfactoren m.b.t. vallen

Slide 39 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vallen: omgevingsfactoren
  • Omgeving: onvoldoende verlichting, hoge drempels, losse kleedjes en voorwerpen
  • Hulpmiddelen: slecht onderhouden rollator, schoenen met gladde zolen, op sokken lopen, ongelijke bestrating buiten enz. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je doen?
  • Verbeteren van zicht en gehoor,
  • Aanpassingen in geneesmiddelengebruik; wees alert op (bij)werkingen als duizeligheid, vermoeidheid, slapte
  • Veiligheid in de woonomgeving,
  • Lichaamsbeweging,

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

problemen met medicatiegebruik
  • Gebruikt de zorgvrager de medicatie volgens voorschrift? Denk aan de juiste tijden en de toedieningswijze
  • Vergeet de zorgvrager de medicatie in te nemen?
  • Zijn er bijwerkingen van de medicatie?

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op bij het delen en of innemen van medicatie op je stage?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Problemen met medicatiegebruik
Wat kun jij doen:
  • Zorgvuldig medicatie delen; wordt niet afgeleid.
  • Weet waarvoor de medicatie wordt toegediend (waarom krijgt  de zorgvrager deze medicatie)
  • Op de hoogte zijn van de bijwerkingen. 
  • Wees alert op huiduitslag, braken, diarree, obstipatie, duizeligheid enz....

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een depressie?
Depressie is een stemmingsstoornis. 

Een depressie houdt in dat men somber is, nergens meer plezier aan kan beleven en weinig energie heeft om dingen te doen.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je zien bij een zorgvrager?

  • gebrek aan interesse
  • lusteloosheid
  •  verwaarlozing van zichzelf, maar ook van de omgeving
  • verstoorde eetlust
  • snel prikkelbaar

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Depressie
vier dingen die belangrijk zijn om te doen bij een depressie:
  • Structuur geven aan de dag
  • Actief zijn (elke dag bewegen) 
  • Contact houden met andere mensen
  • Gezond eten


Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zijn de doelen behaald?
Aan het einde van de les weet de student:
- wat risicosignalering is
- waarom je het toepast
- op welke gebieden er gezondheidsproblemen ontstaan

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht (volgende week meenemen naar de les)

Kijk op je stageplek wat zij doen aan risicosignalering.
  • Wordt er gebruik gemaakt van checklijsten/meetinstrumenten
  • Zo ja: welke? (denk aan delier, ondervoeding, decubitus, enz.)
  • Wanneer worden de checklijsten gebruikt? Bij opname, maandelijks, jaarlijks of op indicatie

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicosignalering

Vragen?

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies