Quantifiers

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k, t, havo, vwo
• Leerjaar 1-4

Quantifiers (telwoorden)

Geven informatie over hoeveel er van iets is

(A) little

(A) few

Much

Many

A lot of

Lots of

Quantifiers (telwoorden)

(A) little

(A) few

Gebruiken we wanneer er niet veel van iets is (weinig)

Quantifiers (telwoorden)

(A) little

Gebruiken we om te praten over 

dingen die weinig zijn en die we niet kunnen tellen    

"A little kindness goes a long way."

Quantifiers (telwoorden)

(A) few

Gebruiken we om te praten over 

dingen die weinig zijn en die we wel kunnen tellen    

"My boyfriend got me a few snacks from the machine."

Quantifiers (telwoorden)

Much

Many

Gebruiken we wanneer er veel van iets is

Quantifiers (telwoorden)

Much

Gebruiken we om te praten over 

dingen die veel zijn en die we niet kunnen tellen    

"How much money do you need for tomorrow?"

Quantifiers (telwoorden)

Many

Gebruiken we om te praten over 

dingen die veel zijn en die we wel kunnen tellen    

"My father surprised my mother with so many flowers today."

Quantifiers (telwoorden)

A lot of

Lots of

Gebruiken we wanneer er veel van iets is bij woorden 

die je wel kan tellen en bij woorden die je niet kan tellen

Quantifiers (telwoorden)

A lot of

Lots of

"I played a lot of football in the summer."

"I played lots of football in the summer."

My little brother and I have ____ toys.

1. A few
2. A little

My friend's father is rich. He has ___ money.

1. A few
2. A little
3. A lot of
4. Much

My school is annoying. They make us sit in ____ classes a day.

1. A few
2. Many
3. A lot of
4. Much

Make exercises:

49-51

Pages:

60-63

 (Kader) Make exercises:

51-54

Pages:

60-63

have learned about

and have practiced with

quantifiers

I went shopping today. I bought _____ items of clothes and ______ pairs of shoes.

Make: Exercises 49-52 | Pages 60-63 

Study: All the vocabulary words | Pages 72-73

Practice with the vocabulary words from Chapter 1