Week 46 - Gram Z H2 - NG - les 1/2

Welkom
vrijdag 18 november
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
vrijdag 18 november

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhaling grammatica zinsdelen
  • Uitleg grammatica zinsdelen H2
  • Grammatica/woordenschat mag op laptop. Laptop mee want ook in les oefenen op laptop!
  • Let op: alle werkdoelen gram. af op: 2 december
  • Let op: 6 december boektoets (leesboek mag mee)
  • Let op: 9 december FT grammatica zinsdelen H2 + grammatica woordsoorten H1 + H2

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling grammatica klas 1
  • persoonsvorm (pv)
  • werkwoordelijk gezegde (wg)
  • onderwerp (ow)
  • lijdend voorwerp (lv)
  • meewerkend voorwerp (mv)
  • bijwoordelijke bepaling (bwb) 

Slide 3 - Tekstslide

Met dit gure weer laat mevrouw De Leeuw haar boodschappen bezorgen. Ontleed de zin.

Slide 4 - Open vraag

Verschil WG- NG
Hij wordt volgende week meegenomen naar die nieuwe eettent.

Hij wordt volgende week 50 jaar.

Slide 5 - Tekstslide

Verschil WG - NG
Wg = wat iemand/iets doet
Ng = wat iemand/iets is/wordt

Mevrouw Snoeij overhandigt de toetsblaadjes.
Mevrouw Snoeij is docent Nederlands.

Slide 6 - Tekstslide

Naamwoordelijk gezegde (ng)
  • Bevat een werkwoordelijk deel (alle ww van de zin).
  • Bevat een naamwoordelijk deel (bijvoeglijk/zelfstandig naamwoord dat een eigenschap aangeeft van het onderwerp).
  • Heeft altijd 1 koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen).
  • OF wg OF ng in de zin.
  • Een zin met ng heeft NOOIT een lv in de zin. 

Slide 7 - Tekstslide

Stappenplan wg of ng?
  1. Noteer pv + ow.
  2. Staat er (een vorm van) een kww in de zin? ja, stap 3. Nee, zin heeft wg (alle ww in de zin).
  3. Staat er een belangrijk ww in de zin? Weet je wat het onderwerp doet? Nee, zin heeft ng en door met stap 4. Ja zin heeft wg (alle ww in de zin) .

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan wg of ng?
4. Naamwoordelijk deel = wat + pv + ow + overige werkwoorden.
5. Ng = pv + [naamwoordelijk deel] + overige werkwoorden.

Zijn reis naar Afrika was een fantastisch avontuur.
1. Zijn reis naar Afrika (ow), was (pv)
2. Ja => was 
3. Nee geen zww of ow doet iets
4. Wat was zijn reis naar Afrika? Een fantastisch avontuur (nw. deel)
5. Ng = was [een fantastisch avontuur]

Slide 9 - Tekstslide

Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest. Benoem ng.

Slide 10 - Open vraag

Zij is jarenlang de populairste leerling geweest. Benoem ng.

Slide 11 - Open vraag

Werkdoelen
Opdr. 2, 3 en 4 blz. 59
Je mag dit online maken!

Slide 12 - Tekstslide