1,1.1 - Atoommodellen, neutronen, elektronen en protonen

Atoommodellen 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Atoommodellen 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag? 
Kijken naar hoe zitten atomen in elkaar
--> elektronen, protonen, neutronen, atoommodellen 
Maak aantekeningen tijdens de uitleg! 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je kunt uitleggen hoe het atoommodel van Dalton werkt
- Je kunt uitleggen wat protonen, neutronen en electronen zijn - Je kunt een atoom tekenen volgens het model van Rutherford - Je kunt met behulp van Binas uitleggen hoeveel protonen en electronen een gekozen atoom bevat
- Je kunt met behulp van Binas uitrekenen hoeveel neutronen de kern van een gekozen atoom bevat
- Je kunt een kloppende atoomtekening maken volgens het model van Bohr
- Je kunt vertellen hoeveel electronen er maximaal in de K, L en M-schil bevinden
- Je kunt uitleggen wat isotopen zijn

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn atomen? 

Slide 4 - Tekstslide

John Dalton 
''Atomen zijn harde ondeelbare bollen''
''Meerdere atomen samen vormen een molecuul''

Slide 5 - Tekstslide

John Thomson 
''Atomen hebben kleine negatief geladen deeltjes'
 = elektronen

Slide 6 - Tekstslide

Ernest Rutherford 
''positief geladen kern''
kern = Neutronen + protonen
- Protonen zijn positief geladen
- neutronen zijn neutraal 
'' rondom de kern zitten elektronen 
= elektronenwolk''

Slide 7 - Tekstslide

Nils Bohr
''Elektronen zitten bepaalde gebieden = schillen''

K = maximaal 2 elektronen
L = maximaal 8 elektronen 
M = maximaal 18 elektronen

Eerst K vullen, dan L, etc. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel protonen, neutronen, elektronen heeft een atoom?
Kijken naar de massa's 




De massa van de kern = massa atoom = protonen + neutronen
Massa van elektronen verwaarloosbaar

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel protonen, neutronen, elektronen heeft een atoom?
Aantal elektronen (-) = atoomnummer
Aantal protonen (+) = atoomnummer
Atoom ongeladen dus evenveel + als - 
Aantal neutronen = relatieve atoommassa (afgerond) - aantal protonen

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel elektronen heeft Aluminium?
A
3
B
27
C
13
D
14

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel neutronen heeft Calcium?
A
20
B
40
C
41
D
12

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel protonen heeft Broom?
A
80
B
35
C
45
D
18,7

Slide 13 - Quizvraag

Weektaak 
Om deze leerdoelen te bereiken maak je de volgende opdrachten in het boek:
Hst 1, opgaven 8, 10, 12, 13, 

Klaar? Lees voor jezelf alvast het stukje over isotopen en probeer: 15, 16, 17 en 19

Slide 14 - Tekstslide