2 Quiz H4 Op weg naar een duurzame wereld

Duurzaamheid
H4 Op weg naar een duurzame wereld.
Kom in de lesson-up voor een quiz!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Duurzaamheid
H4 Op weg naar een duurzame wereld.
Kom in de lesson-up voor een quiz!

Slide 1 - Tekstslide

Is water een natuurlijke hulpbron?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Nederland heeft een grotere ecologische voetafdruk dan België.
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Om de ecologische voetafdruk te bepalen wordt er gekeken voeding, vervoer&vakantie, wonen en
A
isolatie van je woning
B
hoeveel bos jij gebruikt
C
woonoppervlakte
D
lifestyle

Slide 4 - Quizvraag

Hoe kun je je ecologische voetafdruk verkleinen?
A
geen soja eten
B
geen zuivel eten
C
minder heet douchen
D
verwarming continu op 19 graden zetten

Slide 5 - Quizvraag

Waardoor komt de draagkracht van de aarde in gevaar?
A
doordat er bomen worden gekapt
B
doordat we veel CO2 uitstoten
C
door bevolkingsgroei
D
door opwarming van de aarde

Slide 6 - Quizvraag

Zet in volgorde van lage naar hoge ecologische voetafdruk
timer
0:20
België
Noorwegen
India
China

Slide 7 - Sleepvraag

Zoek de fout:
de voedselafdruk wordt groter door schaalvergroting, bevolkingsgroei en toenemende welvaart
A
groter
B
schaalvergroting
C
bevolkingsgroei
D
toenemende welvaart

Slide 8 - Quizvraag

Welk antwoord is fout? Hoe kan duurzamer met voedsel worden omgegaan?
A
door genetische modificatie
B
biologische landbouw toepassen
C
door monoculturen toe te passen
D
door voedselfabrieken te bouwen

Slide 9 - Quizvraag

Het maken van voedselfabrieken is kennisintensief
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Het eten van vlees is minder milieubelastend dan het eten van graan.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Zet in chronologische volgorde. Wat was er eerst, wat het laatst?
genetische
modificatie
kringloop-landbouw
gemengde bedrijven: akkerbouw en veeteelt
schaalvergroting

Slide 12 - Sleepvraag

Het verschil tussen recyclen en cradle-to-cradle (C2C) is
A
Bij recyclen komt afval vrij, bij C2C niet
B
C2C veroorzaakt milieuvervuiling, recycling niet
C
Recyclen gaat alleen over afvalverwerking, C2C gaat ook over productie van nieuwe spullen
D
Bij recyclen worden alle afvalmaterialen opnieuw gebruikt, bij cradle-to-cradle niet.

Slide 13 - Quizvraag

"de schakels waaruit het productieproces
van goederen bestaat."
Welk begrip hoort hierbij?
timer
0:20

Slide 14 - Open vraag

"geen negatief effect hebbend op het
klimaat"
Welk begrip hoort hierbij?
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

Zet in volgorde van minste naar meeste uitstoot van CO2. 
auto (op fossiele bs)
vliegtuig
trein
schip

Slide 16 - Sleepvraag

Welke landen ontwikkelen zich snel waardoor er veel vraag naar luxere producten is?
A
Periferie landen
B
Centrum landen
C
Semi periferielanden

Slide 17 - Quizvraag

In wat voor een land wordt een spijkerbroek ontworpen en verkocht?
A
Periferie
B
Semi periferie
C
Centrum

Slide 18 - Quizvraag

Einde  deel 1
Zijn er nog vragen?
Gaat het lukken met de toets?

Slide 19 - Tekstslide

Hoe noem je de producten uit de natuur die de mens gebruikt?
A
Fossiele brandstoffen
B
Natuurlijke hulpbronnen
C
Duurzame energiebronnen
D
Draagkracht

Slide 20 - Quizvraag

Natuurlijke hulpbronnen bevinden zich ......
A
onder de grond
B
boven de grond
C
onder en boven de grond

Slide 21 - Quizvraag

Een hernieuwbare energiebron kan opraken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Een van de grootste olievoorraden vinden we in......
A
Europa
B
Zuid Amerika
C
Midden Oosten
D
Australië

Slide 23 - Quizvraag

De waterbalans is:
A
Hoeveel water een gebied binnenkomt.
B
De neerslag die overblijft na verdamping.
C
Hoeveel water een gebied binnenkomt en weer verlaat.
D
Hiermee kun je bepalen wat van soort rivier het is.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de watervoetafdruk?
A
Hoeveel kraanwater je per dag gebruikt
B
Hoeveel water je per dag of per jaar drinkt
C
Hoeveel oppervlaktewater (rivieren en meren) een land heeft.
D
Hoeveel water er nodig is om alle spullen te produceren die jij gebruikt.

Slide 25 - Quizvraag

Welk van deze producten heeft de grootste watervoetafdruk?
A
Rundvlees
B
Kaas
C
Sojabonen
D
Melk

Slide 26 - Quizvraag

Was de afgelopen jaren de waterbalans positief of negatief in Nederland
A
Positief
B
Negatief

Slide 27 - Quizvraag

Wat is verzilting?
A
Het wegspoelen van de bodem door water.
B
Het kunstmatig water geven van gewassen.
C
Ander woord voor infiltratie.
D
Het zouter worden van de bodem.

Slide 28 - Quizvraag

In welk gebied is de kans op verzilting het grootst?
A
In een droog gebied met irrigatielandbouw en drainage
B
In een droog gebied met irrigatielandbouw zonder drainage.
C
In een vochtig gebied met irrigatielandbouw en drainage.
D
In een vochtig gebied met irrigatielandbouw zonder drainage.

Slide 29 - Quizvraag

Ijzer is een voorbeel van een:
A
Erts
B
Mineraal
C
Delfstof
D
Aardmetaal

Slide 30 - Quizvraag

Wat voor een soort gesteente zie je hier?
A
Stollingsgesteente
B
Sedimentgesteente
C
Metamorfgesteente
D
Magma

Slide 31 - Quizvraag

Wat voor een soort gesteente zie je hier?
A
Stollingsgesteente
B
Sedimentgesteente
C
Metamorfgesteente
D
Magma

Slide 32 - Quizvraag

Bij welke dimensie hoort deze uitspraak?
"Het was in de maand mei veel natter dan gebruikelijk is rond die tijd"
A
Economische dimensie
B
Natuurlijke dimensie
C
Politieke dimensie
D
Culturele dimensie

Slide 33 - Quizvraag

Bij welke dimensie hoort deze uitspraak?
"De winning van diamanten in Congo levert veel geld op"
A
Economische dimensie
B
Natuurlijke dimensie
C
Politieke dimensie
D
Culturele dimensie

Slide 34 - Quizvraag

Bij welke dimensie hoort deze uitspraak?
"Ik voel me een echte Hollander"
A
Economische dimensie
B
Natuurlijke dimensie
C
Politieke dimensie
D
Culturele dimensie

Slide 35 - Quizvraag

Bij welke dimensie hoort deze uitspraak?
"Het regenwoud in Brazilië moet eerlijk verdeeld worden"
A
Economische dimensie
B
Natuurlijke dimensie
C
Politieke dimensie
D
Culturele dimensie

Slide 36 - Quizvraag

Wat bereken je met de ecologische voetafdruk?
A
De energie die een bepaald land gebruikt ten opzichte van andere landen.
B
De hoeveelheid broeikasgassen die je jaarlijks uitstoot met jouw manier van leven.
C
De hoeveelheid energie die je per jaar verbruikt.
D
De ruimte die nodig is om alles wat je gebruikt te produceren en te verwerken.

Slide 37 - Quizvraag

China investeert in Afrika. Wat is de voornaamste reden
A
Grondstoffen zijn goedkoop in Afrika
B
Door de snelle groei heeft China snel veel grondstoffen nodig
C
Uit liefdadigheid
D
Voor politieke bondgenoten

Slide 38 - Quizvraag