M&M thema grondstoffen B1

Grondstoffen 
Blok 1
Energie & grondstoffen 


1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grondstoffen 
Blok 1
Energie & grondstoffen 


Slide 1 - Tekstslide

Waar gaat dit blok over? 
Het gebruik van grondstoffen, toen en nu.

Slide 2 - Tekstslide

Les 1
  • Een reden noemen waarom Congo ondanks alle grondstoffen een arm land is.
  • Uitleggen waarom in Nederland turf als brandstof werd gebruikt.
  • Uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn. 




 


Slide 3 - Tekstslide

Congo, rijk maar toch arm
Congo heeft veel: Koper, goud, zilver, diamanten en kobalt
  • Kobalt Wordt gebruikt voor: Accu's. 
Toch is Congo arm, waarom?
De mijnen zijn van westerse bedrijven en China
ze sluiten deals met de leiders van Congo

Slide 4 - Tekstslide

Geef een reden waarom Congo toch arm is ondanks de grondstoffen?

Slide 5 - Open vraag

Hout 
Eeuwenlang belangrijkste energiebron (BV: Huizen verwarmen)
Werd ook gebruikt om ijzer te maken (veel houd voor nodig)
Bevolking groeide, meer brandstof nodig!
rond 1500 meeste bos Nl gekapt 

Slide 6 - Tekstslide

Turf
  • Turf is gedroogd veen dat je goed kunt verbranden en veel energie levert. 
  • Al vanaf de middeleeuwen. 
  • Veen zijn dode plantenresten. 
  • Nederland had veel Veengebieden. 


Slide 7 - Tekstslide

Waarom gebruikte Nederland turf als brandstof?
A
Nederland had veel Veengebieden
B
Turf is makkelijk te winnen
C
Turf is duur
D
De kolen waren op

Slide 8 - Quizvraag

In Engeland 
Rond 1700 raakte in Engeland het hout op. 
In de bodem lag Steenkool, prima brandstof. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn fossiele brandstoffen?

Slide 10 - Open vraag

Wat is GEEN voorbeeld van fossiele brandstof?
A
Steenkool
B
Aardgas
C
Water
D
Olie

Slide 11 - Quizvraag

Veengebieden 
Het natte veen werd geschept en op de kant gelegd om te drogen -> Legakkers.
Er ontstonden brede sloten, als de wind ertussen kwam brak er land af en werden de slootjes -> plassen. 
Tegenwoordig zijn die plassen voor recreatie!






Slide 12 - Tekstslide

Waar werden legakkers voor gebruikt?
A
Om het natte veen daar op te laten drogen.
B
Om huizen te bouwen.
C
Om schepen aan te laten varen.
D
Uit de legakkers groeide fossiele brandstoffen.

Slide 13 - Quizvraag

West Nederland (onder de zee)
Noordoost-Nederland (Boven zee) 

Slide 14 - Tekstslide

Vinkeveense plassen 

Slide 15 - Tekstslide

Les 2
  • uitleggen hoe de stoommachine voor een industriële revolutie heeft gezorgd.
  • vertellen waarom de eerste industriegebieden vlak bij steenkoolmijnen lagen.
  • vertellen waarom Engeland een voorsprong had op de rest van Europa.
  • uitleggen waarom Europese landen hun rijk wilden uitbreiden met koloniën.

Slide 16 - Tekstslide

Stoommachines 
in de winter deden veel boeren 'spinnen en weven' en maakte stof. Dit verkochten ze dan in de stad. (Huisnijverheid)
De bevolking groeide -> Meer kleding nodig. 
In Engeland werden Spin en weefmachines gemaakt. Deze machines werkten op stoom wat wordt opgewekt door het verhitten van water. Die fabrieken zaten daarom bij rivieren -> Locatiefactor

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is huisnijverheid?
A
Het thuis maken van goederen
B
Het werken in de fabriek
C
Geen werk hebben
D
Thuis online werken

Slide 19 - Quizvraag

Stoommachines 
In dezelfde tijd werd de stoommachine uitgevonden. Als je water in een dichte ketel laat koken, ontstaat er stoom onder druk. Als je die stoom laat ontsnappen, ontstaat er stoomkracht waarmee je iets kunt laten bewegen. In 1764 verbeterde James Watt de stoommachine, zodat die andere machines kon aandrijven. Omdat steenkool een goede brandstof voor de stoommachines was, werden de fabrieken bij de steenkoolmijnen gebouwd.

Slide 20 - Tekstslide

eerste stoommachine 

Slide 21 - Tekstslide

Industriële revolutie 
Er kwamen grote fabrieken met veel machines. Iedereen kon arbeider worden. Er werden veel meer goederen gemaakt en die werden in de hele wereld verkocht. Al deze veranderingen gingen heel snel. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat betekent "Industriële Revolutie"?
A
verandering in de manier van denken
B
verandering van manier om met werknemers om te gaan
C
verandering van de manier van produceren
D
grote verandering in korte tijd

Slide 24 - Quizvraag

Huisnijverheid was na de industriële revolutie...
A
overbodig, machines deden het werk
B
Nog steeds belangrijk voor de ZZP'ers

Slide 25 - Quizvraag

De industriële revolutie begon in Engeland, omdat:
1. wetenschappers daar uitvindingen deden die de weef- en stoommachines verbeterden;
2. daar steenkool en ijzererts (voor het maken van de stalen machines) in de grond zat;
3. Engeland koloniën in andere delen van de wereld had: daar haalden de Engelsen grondstoffen. 

Slide 26 - Tekstslide

Geef een reden waarom de industriële revolutie in Engeland begon.

Slide 27 - Open vraag

Ruhrgebied en koloniën 
Rond 1830 ontstonden industriegebieden met nieuwe steden (vb= Ruhrgebied in Duitsland). Hier zat veel steenkool in de grond, ijzererts kwam per rivier.
Veel Europese landen wilden Koloniën vanwege de grondstoffen.  

Slide 28 - Tekstslide

Werelddelen verbinden 

Slide 29 - Tekstslide

Industrie in Nederland 
Bezig met handel en Pas vanaf 1850 in NL. Waarom zo laat?
- Vooral bezig met landbouw en handel. 
- Veel windmolens die werk deden. 
- Amper steenkool in de grond. (Alleen zuid Limburg)
Eerste fabrieken in Brabant en Twente -> Lage lonen, veel huisnijverheid. 
Veel textielproducten werden ook in de koloniën verkocht. 



Slide 30 - Tekstslide

Nieuwe grondstoffen 
Steenkool was belangrijk, maar vervuilend. 
Werd later aardgas en aardolie. Ook elektriciteit werd belangrijk. Tegenwoordig willen we meer: water, wind en zon. 
Niet alleen nieuwe energiebronnen maar ook nieuwe stoffen om producten mee te maken -> Halffabricaten

Slide 31 - Tekstslide

Is dit een grondstof, een halffabricaat of een eindproduct?

Plastic
A
grondstof
B
halffabricaat
C
eindproduct

Slide 32 - Quizvraag

Is dit een grondstof, een halffabricaat of een eindproduct?

Hout
A
grondstof
B
halffabricaat
C
eindproduct

Slide 33 - Quizvraag