mardi 6 mai Brugklas 2 Grammaire chapitre 6

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je herhaalt/frist op de grammatica van ho 6; vraagwoord Quel en het werkwoord prendre. Je leert wat nieuws over Frankrijk!
Wat ga je doen?
Volg deze lessonup met uitleg, maak aantekeningen in je schrift. Stel vragen!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je herhaalt/frist op de grammatica van ho 6; vraagwoord Quel en het werkwoord prendre. Je leert wat nieuws over Frankrijk!
Wat ga je doen?
Volg deze lessonup met uitleg, maak aantekeningen in je schrift. Stel vragen!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Ken ik het vraagwoord quel en ik weet ik de 2 verschillende betekenissen van het vraagwoord. 
- ik kan het vraagwoord toepassen 
- ik kan het werkwoord nemen in het Frans toepassen (t.t. en v.t.t).
- ik weet hoe 1 mei wordt gevierd in Frankrijk

Slide 2 - Tekstslide

Quel (1)
- Het vraagwoord quel betekent wat/welk(e).
- Het verschil met andere vraagwoorden is dat het zich aanpast aan het zelfstandig naamwoord.
- Je hebt dus vier vormen:
Quel camping?                    Quels campings?
Quelle activité?                    Quelles activités?


Slide 3 - Tekstslide

Quel (2)
Je kunt dit vraagwoord op twee manieren tegenkomen.

1) Gevolgd door een zelfstandig naamwoord:
Ex. Tu choisis quel plat?      = Welk gerecht kies jij?

2) Gevolgd door est/sont (vorm van être):
Ex. Quel est ton vélo?      = Wat is jouw fiets?

Slide 4 - Tekstslide

Prendre (= nemen) (1)
Dit is een onregelmatig werkwoord.
Leer de vormen uit je hoofd!

De werkwoorden apprendre (= leren) en comprendre                        (= begrijpen) vervoeg je op dezelfde manier.

We leren de tijden présent (o.t.t.) en passé composé (v.t.t)

Slide 5 - Tekstslide

Prendre (= nemen) (2)
Présent:
Je prends
Tu prends
Il/elle/on prend
Nous prenons
Vous prenez
Ils/elles prennent

Slide 6 - Tekstslide

Choisis le bon mot.
Tu ..................... un café.
A
prends
B
prend
C
prenons
D
prennent

Slide 7 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
Vous ............ quelle pizza?
A
prends
B
prend
C
prenons
D
prenez

Slide 8 - Quizvraag

Choisis le bon mot.
Louise et Isabelle ................... un rendez-vous chez le docteur.
A
prends
B
prend
C
prennent
D
prenons

Slide 9 - Quizvraag

Zet het ww in de goede vorm.
Je (prendre, présent) .......... une salade.

Slide 10 - Open vraag

Zet het ww in de goede vorm.
Nous (apprendre, présent) ne .......... rien.

Slide 11 - Open vraag

Zet het ww in de goede vorm.
Ayoub (prendre, présent) .......... du thé.

Slide 12 - Open vraag

Prendre (= nemen) (3)
Passé composé:
J'ai pris
Tu as pris
Il/elle/on a pris
Nous avons pris
Vous avez pris
Ils/elles ont pris

Slide 13 - Tekstslide

Zet het ww in de goede vorm.
Tu (prendre, p.c.) .......... un sandwich.

Slide 14 - Open vraag

Zet het ww in de goede vorm.
Mes amis (prendre, p.c.) .......... un billet.

Slide 15 - Open vraag

Zet het ww in de goede vorm.
Nous (comprendre, p.c.) .......... ton idée.

Slide 16 - Open vraag

Je/tu
Ma mère
Vous
Nous
Mia et Victoria
a compris
apprenez
prends
prennent
avons pris
as pris
ont appris
comprenons

Slide 17 - Sleepvraag

Le 1er mai 
Ce jour, c'est la fête du travail   (= dag van de arbeid)
Iedereen die normaal werkt heeft dan vrij.
Ga naar de volgende slide en kijk het filmpje. Daarna volgen 4 vragen over het filmpje.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Welke bloemen geeft men cadeau
op 1 mai ?
A
des roses
B
du muguet
C
des tulipes
D
des hortensias

Slide 20 - Quizvraag

Hoe zeg je "de lente" in het Frans
A
l'automne
B
l'hiver
C
le printemps
D
l'été

Slide 21 - Quizvraag

Offrir du muguet est une tradition
porte-bonheur:
A
gauloise
B
romaine
C
occitane
D
celte

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Ken ik het vraagwoord quel en ik weet ik de 2 verschillende betekenissen van het vraagwoord. 
- ik kan het vraagwoord toepassen 
- ik kan het werkwoord nemen in het Frans toepassen (t.t. en v.t.t).
- ik weet hoe 1 mei wordt gevierd in Frankrijk

Slide 24 - Tekstslide