H8-BBL-NOVA

De toon van een stemvork wordt hoger als je de stemvork op een klankkast zet.
A
waar
B
niet waar
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De toon van een stemvork wordt hoger als je de stemvork op een klankkast zet.
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quizvraag

Waarom heeft een viool een klankkast?
A
De klankkast verhoogt de tonen van de viool.
B
De klankkast verlaagt de tonen van de viool.
C
De klankkast versterkt het geluid van de viool.
D
De klankkast verzwakt het geluid van de viool.

Slide 2 - Quizvraag

Dunne snaren maken lage tonen.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Je hoort een nieuwslezer praten op tv.
Waardoor ontstaat het geluid van zijn stem?

A
doordat de tv het geluid versterkt
B
doordat hij voor een microfoon staat
C
doordat zijn lippen veranderen van vorm
D
doordat zijn stembanden trillen

Slide 4 - Quizvraag

Het apparaat om geluidssterkte te meten, heet een decibelmeter.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Tijdens de les legt je leraar uit
hoe geluid bij je oor komt.
Hoe komt het stemgeluid van je leraar
bij jouw oor?

A
door de stembanden van je leraar
B
door je trommelvlies
C
door de lucht
D
door je gehoorbeentjes

Slide 6 - Quizvraag

Frequentie is
het aantal trillingen per seconde.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Waarom gebruikt een pianostemmer een stemvork?
Een stemvork heeft altijd:
A
dezelfde toon.
B
de laagste toon.
C
de hoogste toon.
D
de perfecte toon.

Slide 8 - Quizvraag

De sonar van een schip
gebruikt lucht als tussenstof.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het frequentiebereik van mensen met een normaal gehoor?
A
lager dan 20 Hz
B
tussen 10 en 40 000 Hz
C
tussen 20 en 20 000 Hz
D
hoger dan 20 000 Hz

Slide 10 - Quizvraag

De snelheid van geluid in water is kleiner dan de snelheid van geluid in lucht.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin staat het geluid
met het grootste volume?
A
Het geluid van een disco op 150 m afstand is 40 dB.
B
Het geluid van een autoweg op 100 m afstand is 50 dB.
C
Het geluid van een trein op 50 m afstand is 70 dB.
D
Het geluid van een persoon op 1 m afstand is 30 dB.

Slide 12 - Quizvraag

De eenheid van frequentie is dB.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Je ziet de bliksem.
Je telt 2 seconden en hoort dan de donder.
Hoe ver is het onweer dan bij je vandaan?

A
340 m
B
680 m
C
1500 m
D
170 m

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de stand van
de decibelmeter op
de afbeelding?
A
40 dB
B
80 dB

Slide 15 - Quizvraag

Volume is een ander woord voor geluidssterkte.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Welke frequentie komt overeen
met de hoogste toon?
A
100 Hz
B
500 Hz
C
5 000 Hz
D
10 000 Hz

Slide 17 - Quizvraag

Wat gaat als eerste trillen
als geluid je oor bereikt?
A
de oorschelp
B
het trommelvlies
C
de gehoorbeentjes
D
de hersenen

Slide 18 - Quizvraag

Kunnen alle mensen
alle tonen even goed horen?
A
ja, iedereen kan alle tonen even goed horen
B
nee, hoe ouder je wordt, des te beter kun je horen
C
nee, jonge mensen kunnen alle tonen horen
D
nee, oudere mensen horen hoge tonen minder goed

Slide 19 - Quizvraag

Het gehoor van Paul wordt getest.
Zijn gehoordrempel voor geluid
van 140 Hz is 20 dB.
Wat zegt dit over het gehoor van Paul?
A
Bij 140 Hz en boven 20 dB, loopt Paul gehoorschade op.
B
Bij boven 20 dB hoort Paul geen hoge tonen meer.
C
Bij 140 Hz en 15 dB kan Paul niet horen.
D
De pijngrens van Paul ligt bij 140 Hz.

Slide 20 - Quizvraag