Bs 6.3 Beenverbindingen en spieren





6.3 Beenverbindingen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les





6.3 Beenverbindingen

Slide 1 - Tekstslide

Beenverbindingen
Botten in je lichaam zitten aan elkaar vast. Dit noem je de beenverbindingen. Er zijn vier soorten beenverbindingen. 

Slide 2 - Tekstslide

Vergroeid
Een voorbeeld hiervan is het heiligbeen en het staartbeen de wervels hiervan zijn met elkaar vergroeid. Daardoor lijkt het één bot. Botten die vergroeid zijn kunnen niet bewegen. 

Slide 3 - Tekstslide

Naad
Een voorbeeld hiervan is de schedel. Op de schedel zie je naden. De schedelbeenderen kunnen niet bewegen. Hierdoor is de schedel stevig.

Slide 4 - Tekstslide

Kraakbeen
Tussen de botten kan ook kraakbeen zitten als verbinding. Hierdoor is er beweging tussen de botten mogelijk. Een voorbeeld is het kraakbeen tussen de wervelkolom.

Slide 5 - Tekstslide

Gewricht
Botten die verbonden zijn met elkaar met een gewricht kunnen goed bewegen. Een voorbeeld hiervan is je kniegewricht.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 7 - Quizvraag


In de afbeelding hiernaast is een beenverbinding aangegeven met Q.
Welke beenverbinding is aangegeven met Q?
A
Vergroeide beenverbinding
B
Naadverbinding
C
Kraakbeenverbinding
D
Gewricht

Slide 8 - Quizvraag

Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
A
1, 2 en 3
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1 en 3

Slide 9 - Quizvraag

Bouw van een gewricht
Een gewricht bestaat meestal uit twee botten. Aan de ene kant van het gewricht zit een gewrichtskogel 
en andere kant een gewrichtskom
De gewichtskogel beweegt in de 
gewrichtskom.

Slide 10 - Tekstslide

Bouw van een gewricht
Op de gewrichtskom en gewrichtskogel zit een kraakbeenlaagje. Hierdoor kunnen de botten spoeler bewegen. De botten worden ook beschermd door dit kraakbeenlaagje.

Slide 11 - Tekstslide

Bouw van een gewricht
Om het gewricht heen zit het gewrichtskapsel. Dit zorgt ervoor dat de botten op de plek blijven. In het gewricht zit gewrichtssmeer, dit zorgt ervoor 
dat het gewricht soepel beweegt. 
Het gewrichtssmeer wordt 
gemaakt door het gewrichtskapsel.

Slide 12 - Tekstslide

Bouw van een gewricht
Om sommige gewrichten zitten stevige kapselbanden. Deze helpen mee om de botten van het gewricht op de plaats te houden.

Slide 13 - Tekstslide

In de gewrichtskom en op de gewrichtskogel zit een dun laagje.
wat is dit?
A
Spieren
B
Zenuwen
C
Kraakbeen

Slide 14 - Quizvraag


Hieronder staan een aantal onderdelen van een gewricht.
  1. Gewrichtskapsel
  2. Gewrichtssmeer
  3. Kraakbeenlaagje
  4. Kapselband
Welk onderdeel of welke onderdelen van een gewricht zorgen voor een soepele beweging? 
A
Onderdeel 2
B
Onderdeel 1 en 4
C
Onderdeel 2 en 3
D
Onderdeel 1, 2 en 3

Slide 15 - Quizvraag

gewrichtskom
gewrichtkogel
gewrichtsmeer
kraakbeenlaagje
gewrichtkapsel

Slide 16 - Sleepvraag

Soorten gewrichten
Er zijn twee soorten gewrichten. 
De eerste is een kogelgewricht. Dit gewricht kan bewegen in verschillende richtingen. De gewrichtskogel draait in de gewrichtskom. 

Slide 17 - Tekstslide

Soorten gewrichten
De tweede soort gewricht is een schaniergewricht. Deze kan je alleen heen en terug bewegen. 

Slide 18 - Tekstslide

Wat voor soort gewricht is B?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 19 - Quizvraag

Welk soort gewricht zie je hier?
A
Rolgewricht
B
Scharniergewricht
C
Kantelgewricht
D
Kogelgewricht

Slide 20 - Quizvraag




6.4 Spieren

Slide 21 - Tekstslide

Spieren
Spieren en botten zijn nodig om te kunnen bewegen. De spieren zitten vast aan de botten.
Alle spieren samen vormen 
het spierstelsel.

Slide 22 - Tekstslide

Bouw van een spier
Om de spier heen zit een spierschede. Aan beide uiteinde van een spier zit een pees. De pezen zorgen voor de verbinding met de botten. 

Slide 23 - Tekstslide

Bouw van een spier
Spieren zijn verbonden met zenuwcellen. Via de zenuwcellen komen impulsen bij de spier, hierdoor trekt de spier samen.

Een spier bestaat uit spierbundels
Dit is een verzameling van spiervezels. 

Slide 24 - Tekstslide

Een spier bestaat uit spierbundels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Alle spieren samen vormen het spierstelsel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Werking van een spier
Impulsen vanuit het centrale zenuwstelsel gaan via zenuwen naar de spieren. Dit gebeurt via de vertakkingen van de spieren. De impulsen zorgen ervoor dat de spier zich samentrekt. De spier wordt korter en dikker. 

Slide 27 - Tekstslide

Werking van een spier
Spieren hebben voor de samentrekking energie nodig. Deze energie komt vrij bij verbranding. Hiervoor is zuurstof en glucose nodig. Het bloed voert deze stoffen aan. Bij verbranding ontstaat energie in de vorm van warmte en beweging. Ook ontstaat hierbij koolstofdioxide, deze voert het bloed af.

Slide 28 - Tekstslide

Wat gebeurt er als de spier zich samentrekt?
A
De spier wordt langer en dikker
B
De spier wordt korter en dikker
C
De spier wordt langer en dunner
D
De spier wordt korter en dunner

Slide 29 - Quizvraag

Zo ontstaat de beweging
De plek waar de pees aan een bot zit heet de aanhechtingsplek. Een pees kan zich niet samentrekken, dit kan alleen de spier. Als een spier zich samentrekt gaan de aanhechtingsplekken naar elkaar toe. Hierdoor ontstaat een beweging. 

Slide 30 - Tekstslide


Als deze spieren aanspannen
A
gaat de pols buigen
B
gaat de pols strekken
C
gaat de pols draaien

Slide 31 - Quizvraag

Antagonisten
In de bovenarm zitten de twee spieren. De armbuigspier (biceps) en de armstrekspier (triceps).

Slide 32 - Tekstslide

Antagonisten
Om je arm te bewegen zijn dus twee spieren nodig, de werking hiervan is tegenovergesteld. Spieren die tegengesteld werken heten antagonisten. 

De armstrekspier en armbuigspier zijn antagonisten van elkaar.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is een antagonist?
A
Een spier met een tegengestelde werking
B
Een spier met dezelfde werking
C
Allemaal pezen bij elkaar

Slide 34 - Quizvraag

Wat is de antagonist van de biceps?
A
De armbuigspier
B
De armstrekspier

Slide 35 - Quizvraag

Feedback
Top: Iets wat je goed vond aan de les.
Tip: Iets wat beter kon aan de les.

Slide 36 - Open vraag

Huiswerk
Maken 6.3 en 6.4

Slide 37 - Tekstslide