4.1 van alles verzekerd

H4
intro h4: Wat weet je nog?
uitleg 4.1
aan de slag met 4.1

Deel 2
filmpje + quiz
rekenen + 4.1 afmaken 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

H4
intro h4: Wat weet je nog?
uitleg 4.1
aan de slag met 4.1

Deel 2
filmpje + quiz
rekenen + 4.1 afmaken 

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het
woord 'verzekeren'?

Slide 2 - Woordweb

Welke verzekeringen ken je?

Slide 3 - Open vraag

Verzekeraar
Verzekerde
Je wilt een onzeker voorval verzekeren.
Organisatie die het financiële onzekere voorval van jou overneemt

Slide 4 - Sleepvraag

Premie
Poliskosten
Eigen risico
Dekking
Dit geeft aan waarvoor je bent verzekerd en voor welk bedrag.
Het bedrag dat de verzekerde betaalt aan de verzekeraar.
Kosten voor het maken en het opsturen van de polis.
Het deel van de schade dat niet door de zorgverzekeraar wordt vergoed. Dit deel moet de verzekerde zelf betalen.

Slide 5 - Sleepvraag

4.1
blz  102
opdracht 1, 2 en 3
7 minuten
daarna uitleg 4.1 

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen 4.1
  • Je kunt uitleggen wat verzekeren is en neemt daarbij de volgende begrippen mee: verzekeraar, verzekerde, risico, premie, polis.
  • Je kunt uitleggen wat eigen risico is en hoe dit invloed heeft op je premie.
  • Je kunt de verzekeringskosten berekenen.
  • Je berekent de schadevergoeding 


Slide 7 - Tekstslide

Waarom verzekeren?
bij onzeker voovral = Gebeurtenis waarvan je niet weet wanner en of die ooit zal plaatsvinden

Slide 8 - Tekstslide

Verzekeren hoe werkt dat
De verzekeraar (maatschappij) neemt de financiële gevolgen over van een schade van de verzekerde 
De verzekerde betaalt hiervoor premie = prijs van de  verzekering
In de polis (overeenkomst) staan de polisvoorwaarden (rechten en plichten .Als de verzekerde schade heeft kan de verzekeraar een bedrag uitkeren (= uitkering). 

Slide 9 - Tekstslide

Eigen risico
= het deel van de schade dat je als verzekerde zelf betaalt.


Kies het goede antwoord:
Hoe hoger het eigen risico, hoe  hoger / lager  de premie.
lager

Slide 10 - Tekstslide

Wanneer Verzekeren?

  • Hoe groot is de kans op schade?
      
  • Hoe groot is de schade als er wat gebeurt?
      
  • Is het risico de premie waard? 

Slide 11 - Tekstslide

0

Slide 12 - Video

aan de slag 
blz 100 t/m 102
opdracht 4 t/m 8
10 minuten

Slide 13 - Tekstslide

Verzekeringskosten berekenen:

- premie
- poliskosten
- assurantiebelasting

Slide 14 - Tekstslide

Verzekeringskosten berekenen:







De assurantiebelasting is nu 21% (i.p.v. 7,5%)

Slide 15 - Tekstslide

Berekening verzekeringskosten

Premie

Poliskosten +

Totaal

Assurantiekosten +                 

Verzekeringskosten

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeldsom= pak rekenmachine


Jaap heeft een AVP verzekering. De premie bedraagt € 40,00 per maand.

De poliskosten zijn € 5,00. De assurantiebelasting is 21%.

Bereken de totale verzekeringskosten.

Premie               € 

Poliskosten  + €   

                              € 

Ass. bel         +  €   

totale kosten   € 



Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeldsom


Jaap heeft een AVP verzekering. De premie bedraagt € 40,00 per maand.

De poliskosten zijn € 5,00. De assurantiebelasting is 21%.

Bereken de totale verzekeringskosten.

Premie               € 40

Poliskosten  + €   5 

                              € 45

Ass. bel         +  €   9,45  (21:100 x € 45)

totale kosten   € 54,45



Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag 4.1
blz 102 t/m 105
opdracht 2 t/m 13
10 minuten in stilte 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Bij een verzekering moet er sprake zijn van ...
A
een zeker voorval
B
een onzeker voorval
C
opzet

Slide 21 - Quizvraag

Een ander woord voor verzekering is ...
A
polis
B
polisvoorwaarde
C
AVP
D
assurantie

Slide 22 - Quizvraag

De AVP dekt de financiële gevolgen van ...
A
de diefstal van jouw fiets.
B
schade die derden jou toebrengen.
C
schade die jij toebrengt aan derden.
D
slijtage aan jouw fiets.

Slide 23 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Hoe hoger het eigen risico,
hoe hoger de premie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 25 - Tekstslide

De verzekeringskosten bestaan uit:
A
premie + poliskosten
B
premie + eigen risico + assurantiebelasting
C
premie + poliskosten + eigen risico
D
premie + poliskosten + assurantiebelasting

Slide 26 - Quizvraag

Juist of onjuist?
AVP staat voor Aansprakelijkheids-verzekering voor personen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel % bedraagt de assurantiebelasting?
A
6%
B
7,5%
C
19%
D
21%

Slide 28 - Quizvraag

Een verzekering voor je spullen in je huis noem je een ...
A
inboedelverzekering.
B
opstalverzekering.

Slide 29 - Quizvraag

Thea sluit een doorlopende reisverzekering af. De jaarpremie is € 37, de poliskosten zijn € 5,25. De assurantiebelasting is 21%.
Bereken de verzekeringskosten.

Slide 30 - Open vraag

Welk voertuig hoef je niet te verzekeren op de openbare weg?
A
fiets
B
bromfiets
C
scooter
D
auto

Slide 31 - Quizvraag

           Doelstellingen uitwerken

           - wat we bedoelen met het verzekeren van een 
            onzeker voorval;
           - wat een eigen risico inhoudt;
           - wat een aansprakelijkheidsverzekering inhoudt;
           - hoe je de totale verzekeringskosten berekent.
      
     

Slide 32 - Tekstslide

Rekenen
blz 124
opdracht 1, 2 en 4
10 minuten

klaar?
maak 4.1 af
neem samenvatting over 

Slide 33 - Tekstslide