Wisselkoers en inflatie

Leerdoelen
  • Het verband tussen inflatie en wisselkoers uitleggen;
  • Het verschil tussen kosteninflatie en bestedingsinflatie     uitleggen;
  • Noemen en toelichten wat de voordelen en nadelen van   flexibele wisselkoersen zijn.



1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 6

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Het verband tussen inflatie en wisselkoers uitleggen;
  • Het verschil tussen kosteninflatie en bestedingsinflatie     uitleggen;
  • Noemen en toelichten wat de voordelen en nadelen van   flexibele wisselkoersen zijn.



Slide 1 - Tekstslide

Van de betalingsbalans van een land is het volgende gegeven: Saldokapitaalrekening + $ 6 miljard
Groei valutareserve $ 1 miljard
De lopende rekening van dit land heeft een
A
tekort van 5 miljard dollar
B
tekort van 7 miljard dollar
C
overschot van 5 miljard dollar
D
overschot 7 miljard dollar

Slide 2 - Quizvraag

Een toename van de export van de eurozone leidt tot een
A
lagere wisselkoers van de euro omdat het aanbod van euro's op de valutamarkt stijgt
B
lagere wisselkoers van de euro omdat de vraag naar euro's op de valutamarkt daalt
C
hogere wisselkoers van de euro omdat de vraag naar euro's op de valutamarkt stijgt.
D
hogere wisselkoers van de euro omdat het aanbod van euro's op de valutamarkt daalt.

Slide 3 - Quizvraag

Als België voor toetreding tot de EMU een betalingsbalanstekort had, ging
A
de wisselkoers van de Belgische franc dalen en daardoor de import van België stijgen.
B
de wisselkoers van de Belgische franc dalen en daardoor de import van België dalen.
C
de wisselkoers van de Belgische franc stijgen en daardoor de import van België stijgen.
D
de wisselkoers van de Belgische franc stijgen en daardoor de import van België dalen.

Slide 4 - Quizvraag

Een stijging van de wisselkoers houdt de inflatie laag, omdat
A
importproducten goedkoper worden.
B
exportproducten goedkoper worden.
C
de centrale bank de rente verhoogt.
D
de rente daalt.

Slide 5 - Quizvraag

Lage inflatie kan tot een stijging van de wisselkoers leiden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Een munt met een dalende wisselkoers is gunstig voor de werkgelegenheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Een depreciatie van de Deense kroon houdt in dat
A
Denen goedkoper op vakantie kunnen in het buitenland.
B
de Deense inflatie lager wordt.
C
de Deense import stijgt.
D
Deense producten in het buitenland goedkoper worden.

Slide 8 - Quizvraag

Als de vraag naar euro's op de valutamarkt stijgt, neemt de kans op inflatie in het eurogebied toe.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Als de export van Nederland stijgt, wordt de vraag naar arbeid in Nederland groter.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een rente verhoging heeft zowel gevolgen voor de wisselkoers als voor de bestedingen.
A
De wisselkoers stijgt, de bestedingen stijgen.
B
De wisselkoers stijgt, de bestedingen dalen.
C
De wisselkoers daalt, de bestedingen stijgen
D
De wisselkoers daalt, de bestedingen dalen.

Slide 11 - Quizvraag

Zwevende wisselkoersen zorgen in theorie voor evenwicht op de betalingsbalans. Als er tijdelijk een materieel overschot op de betalingsbalans is, zal er evenwicht op de betalingsbalans ontstaan doordat
A
De wisselkoers zal stijgen en daardoor de export zal toenemen en de import afnemen.
B
De wisselkoers zal stijgen en daardoor de export zal afnemen en de import toenemen.
C
De wisselkoers zal dalen en daardoor de export zal toenemen en de import afnemen.
D
De wisselkoers zal dalen en daardoor de export zal afnemen en de import toenemen.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Een voordeel van vaste wisselkoersen is dat
A
valutaspeculatie onmogelijk wordt.
B
interventie op de valutamarkt niet meer noodzakelijk is.
C
er geen betalings balanstekorten kunnen zijn.
D
de internationale handel toeneemt, omdat er niet of nauwelijks koersrisico is voor importeurs.

Slide 14 - Quizvraag