1.6 Atoomsoorten,elementen en verbindingen

1.6 Atoomsoorten,elementen en verbindingen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

1.6 Atoomsoorten,elementen en verbindingen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Je kunt nu:
  •  De symbolen van een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven (en andersom). (Voor Vandaag)

Slide 2 - Tekstslide

Elementen:
Alle atomen in het Periodiek Systeem 
En rijtje twee-atomige elementen
Claudia Fietst In Haar Ondergoed Naar Breda
Cl2 F2 I2 H2 O2 N2 Br2
Atoom → zijn de bouwstenen van een molecuul (zie P.S.)
Molecuul → Bestaat uit 2 of meerdere atomen 

Element → Atoom/molecuul wat bestaat uit 1 soort atomen
Verbinding → bestaan uit 2 of meerdere atoomsoorten 

Slide 3 - Tekstslide

Moleculen
  • Moleculen zijn opgebouwd uit atomen 
  • Moleculen kun je ook weergeven met een molecuulformule
  • In een molecuulformule staat hoeveel atomen er per soort in zitten
water, H2O
ammoniak, NH3

Slide 4 - Tekstslide

Welke van onderstaande plaatjes zijn een verbinding en welke zijn een element?
Plaatjes 1, 3 en 6 zijn verbindingen, ze bestaat uit meer dan één atoomsoort.
Plaatjes 2, 4 en 5 zijn elementen, ze bestaan uit maar één atoomsoort.

Slide 5 - Tekstslide

GROEP 1 
Naar werkplaats om muziek instrument af te maken
GROEP 2 
-Lees 1.6 blz 30,31 
-Leer de tabel 1.31 namen en symbolen van een aantal atoomsoorten 
-Klaar? Maak opdrachten A.47 t/m B58 blz 35
Zorg dat stil blijft

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt nu:
  • Enkele groepen in het P.S. benoemen
  • De symbolen van een aantal atoomsoorten geven als de naam is gegeven (en andersom). 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het periodieksysteem?

Daarna zijn de atomen op chemische eigenschappen (hoe reageren ze met een zuur en hoe reageren ze met zuurstof) gegroepeerd. De stoffen die op dezelfde wijze reageren zijn onder elkaar gezet => Groepen.


Deze kolom noemen we een groep. Zo is de tabel in 18 groepen gezet.

Slide 8 - Tekstslide

Wat moet je leren:
Groepen
Groep 1:     Alkalimetalen (N.B. H is géén Alkalimetaal!!!)
Groep 2:    Aardalkalimetalen
Groep 17:  Halogenen
Groep 18:  Edelgassen

Slide 9 - Tekstslide

Het periodiek systeem

Elementen op volgorde van atoomnummer.
In verticale groepen elementen met vergelijkbare eigenschappen.
Horizontaal: perioden

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn de metaal-atomen en de 
niet-metaal-atomen?

Als we alle elementen met elkaar vergelijken is er meteen één ding dat opvalt.


Bij het reageren zijn er atoomsoorten die elektronen weg doen.

En er zijn atoomsoorten die elektronen opnemen of niet reageren.




Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn de metaal-atomen en de 
nietmetaal-atomen?

De atoomsoorten die elektronen weg doen staan aan de linkerkant van het periodieksysteem, dit noemen we de metalen.


De atoomsoorten die elektronen opnemen, of niet reageren, staan aan de rechterkant van het periodieksysteem, dit noemen we de nietmetalen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn de edelgassen en de halogenen?

Er zijn twee groepen van de nietmetalen die je bij naam moet kennen.


De edelgassen zijn de atoomsoorten die juist niet (of zeer moeilijk) kunnen reageren. Die staan helemaal rechts in het periodieksysteem. Dit is groep 18

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de edelgassen en de halogenen?

De groep die er naast staat (groep 17) zijn de halogenen.

De halogenen zijn niet-metalen die heel erg heftig met metalen reageren.

Bij deze reactie ontstaat altijd een zout

Halogeen betekent "Zoutvormer"

Slide 15 - Tekstslide

Kenmerken metalen
  • Glimmend oppervlak
  • Geleiden warmte en elektrische stroom
  • Kunnen vervormd worden als ze heet zijn.
  • Kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn niet metalen?
  • Als een stof geen metaal is, dan is het een niet-metaal ;-)
  • Wij leren koolstof(C), zwavel (S)en fosfor(P)
  • Ook de niet-metalen hebben afkortingen.
  • Aangezien er ongeveer twintig atoomsoorten niet tot de metalen behoren,bestaan er ook ongeveer twintig elementen die we niet-metalen noemen. 

Slide 17 - Tekstslide

Koolstof | C
  • Neemt makkelijk andere stoffen op.  
  • Vuildeeltjes blijven aan koolstof hangen ==> adsorptie
  • Van ijzer wordt staal gemaakt.  Er komt een beetje koolstof bij.
  • Zit in potlood maar ook in diamant.
  • Diamant ontstaat door heel hoge druk waardoor diamant de hardste stof is.

Slide 18 - Tekstslide

Koolstof

Slide 19 - Tekstslide

Fosfor | P
  • Komt alleen voor als onderdeel in andere stoffen.
  • Ziet er wit uit en brandt vanzelf.
  • Wordt in water bewaard.
  • Rode fosfor is minder brandbaar.
  • Zit in vuurwerk en in de zijkant van een luciferdoosje.

Slide 20 - Tekstslide

Zwavel | S
  • Komt voor in vulkanisch gesteente.
  • Is giftig.
  • Wordt zwavelzuur mee gemaakt (accuzuur).
  • Zwavel bij rubber --> vulkaniseren (harder maken).

Slide 21 - Tekstslide

Zwavel in verschillende vormen

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Lichte en zware metalen
lichte metaal: kleine dichtheid
zwaar metaal: hoge dichtheid

Slide 24 - Tekstslide

Legeringen
Een legering is een afgekoeld mengsel van samengesmolten metalen

Slide 25 - Tekstslide

Waardoor is het periodieksysteem ontstaan?

Op microniveau kijken we naar de deeltjes waar stoffen van gemaakt zijn.


De kleinste deeltjes van een stof noemen we moleculen, dus alle materie (alle stoffen) zijn gemaakt van moleculen.

Definitie:

Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van de stof heeft.

Slide 26 - Tekstslide

Wat moet je leren:
N.B. Wanneer het symbool van een element/atoom bestaat uit twee letters is de eerste letter altijd een Hoofdletter, de tweede letter altijd een kleine letter.
Pt, Ar, Br, Ne etc...

Slide 27 - Tekstslide

Hoe heet de tabel waar alle elementen in staan
A
elementen tabel
B
atoomsysteem
C
periodieksysteem
D
elementensysteem

Slide 28 - Quizvraag

wat wordt er met de volgende definitie bedoeld?
Het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van die stof bevat.
A
molecuul
B
atoom
C
element
D
ion

Slide 29 - Quizvraag

Waar staan de metalen in het periodiek systeem
A
links
B
rechts

Slide 30 - Quizvraag

Waar staan de edelgassen in het periodieksysteem
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18

Slide 31 - Quizvraag

Waarvoor staat het symbool C
A
Koper
B
Koolstof
C
Chroom
D
Calcium

Slide 32 - Quizvraag

Waarvoor staat het symbool K?
A
Kalium
B
Kwik
C
Koper
D
Koolstof

Slide 33 - Quizvraag

Welk symbool staat gelijk aan Zilver
A
Zi
B
Zr
C
Ag
D
Au

Slide 34 - Quizvraag

Welk symbool staat gelijk aan Natrium?
A
N
B
Nt
C
Ni
D
Na

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het symbool voor het element zuurstof?
A
Cu
B
O
C
Zn
D
Ag

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de naam van het element dat bij het volgende symbool hoort: Si
A
Silicaat
B
Silicium
C
Zink
D
Zand

Slide 37 - Quizvraag

Wat is het symbool voor het element lood?
A
Pb
B
Sn
C
Ld
D
Lo

Slide 38 - Quizvraag

de juiste symbolen van de atoomsoorten zink, calcium en broom zijn:
A
Zn, Ca, B
B
Zn, C, B
C
Zn, C, Br
D
Zn, Ca, Br

Slide 39 - Quizvraag

Welk symbool hoort bij de atoomsoort Koolstof
A
Ca
B
K
C
C
D
Cu

Slide 40 - Quizvraag

Welk symbool hoort bij de atoomsoort Waterstof?
A
H
B
He
C
Wa
D
W

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Video

Maak opdrachten  A-47  t/m B58 blz 35
timer
5:00

Slide 43 - Tekstslide