Duits: zwakke werkwoorden

Deutschlektion
Dit is de Brandenburger Tor.
Dit is de enige bewaard gebleven stadspoort van Berlijn. Vroeger was de plek waar de poort staat de stadsgrens van het centrum. Wie door de poort wilde, moest tol betalen. 


1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deutschlektion
Dit is de Brandenburger Tor.
Dit is de enige bewaard gebleven stadspoort van Berlijn. Vroeger was de plek waar de poort staat de stadsgrens van het centrum. Wie door de poort wilde, moest tol betalen. 


Slide 1 - Tekstslide

Programm
In deze les leren jullie iets over de Duitse zwakke werkwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Ziel: 
Aan het eind van deze les:
- weet je welke Duitse persoonlijke voornaamwoorden er zijn
- weet je wat zwakke werkwoorden zijn
- weet je een aantal Duitse zwakke werkwoorden
- weet je hoe je deze moet vervoegen
- kun je een zin formuleren waarin je het zwakke werkwoord op de juiste manier invult.

Slide 3 - Tekstslide

Nut:
De techniek achter de werkwoorden is heel belangrijk.
Deze maakt dat je zinnen kunt formuleren.
Zonder werkwoord is er namelijk geen zin, waardoor je eigenlijk geen enkele taal kunt gebruiken in de praktijk.
Je leert een aantal van de meest voorkomende werkwoordtechnieken die je verstaanbaarheid ondersteunen.

Slide 4 - Tekstslide

Weet je al iets over de Duitse werkwoorden?

Slide 5 - Open vraag

Instructie zwakke werkwoorden
Wat zijn dat, zwakke werkwoorden?
Werkwoorden geven een handeling weer, iets dat een persoon uitvoert.
Zwakke werkwoorden houden in de verleden tijd dezelfde klinker.
Daaraan kun je ze herkennen. 
Bijvoorbeeld 'maken'.
Vandaag maak ik pannenkoeken.
Gisteren maakte ik spaghetti.

Slide 6 - Tekstslide

Voordat we verdergaan...
Moet je eerst weten dat bepaalde personen die handelingen kunnen uitvoeren. 
In de volgende slide zie je de Nederlandse personen en de Duitse vertaling daarvan:

Slide 7 - Tekstslide

ik
ich
jij
du
hij
er
zij Vr.
sie
het/
dat
es/
das
wij
wir
jullie
ihr
zij Mv.
sie
u
Sie

Slide 8 - Tekstslide

Namen als Peter en Maria verwijzen naar er (hij) en sie (zij Vr.).
Woorden als der Computer en der Kugelschreiber verwijzen naar er (hij).
Woorden als die Schule en die Maus verwijzen naar sie (zij Vr.).


Slide 9 - Tekstslide

Welke zwakke werkwoorden zijn handig om te weten?
machen, kommen, gehen, lernen, kaufen, hören, gucken, schreiben, trinken, spielen, tun, sitzten, arbeiten, reden, atmen, öffnen, schließen, verstehen, rauchen, brauchen, benutzen, reparieren, bekommen, studieren, aufmachen, einschalten, ausschalten, anklicken, schicken, ausdrucken

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vervoeg je een zwak werkwoord?

Stap 1: haal -en van het hele werkwoord af

Stap 2: kijk welke persoon de handeling moet uitvoeren

Stap 3: pas het volgende schema toe:

Slide 11 - Tekstslide

ich 
mach-E
du
mach-ST
er
mach-T
sie
mach-T
es/
das
mach-T
wir
mach-EN
ihr
mach-
T
sie/ Sie
mach-
EN

Slide 12 - Tekstslide

Zijn er overeenkomsten met de werkwoordsuitgangen in het Nederlands te vinden? Zo ja, welke personen me hun vervoeging lijken op de Nederlandse variant?

Slide 13 - Open vraag

Voorbeeld:
Ik wil de volgende zin maken:
Peter koopt een broodje bij de Jumbo
Kopen betekent 'kaufen'.
Stap 1: -en eraf= kauf
Stap 2: persoon is Peter = hij= er
Stap 3: in schema kijken...
Er kaufT ein Brötchen beim Jumbo

Slide 14 - Tekstslide

Nog eentje...
Ik wil de volgende zin maken:
Stuurt u mij een e-mail?
Sturen betekent 'schicken'.
Stap 1: -en eraf= schick
Stap 2: persoon is u = Sie
Stap 3: in schema kijken...
SchickEN Sie mir eine E-Mail?

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Jullie zien zodadelijk een sleepoefening waarin jullie de  werkwoordsvervoegingen moeten koppelen aan de juiste persoon 
Het doel is dat jullie de vervoegingen goed leren kennen en deze steeds automatischer koppelen aan de juiste persoon die erbij hoort.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Nu wat vrijer...
Jullie krijgen nu een aantal zinnen te zien waarin jullie het werkwoord moeten vervoegen. Vertaal de zin in je hoofd, kijk naar de persoon in de zin en bedenk je welke vervoeging daarbij hoort. 

Slide 18 - Tekstslide

Du ...(machen) eine Ausbildung.

Slide 19 - Open vraag

Wir ... (kommen) aus den Niederlanden.

Slide 20 - Open vraag

Ich ... (lernen), wie ich Computer aus einander bauen muss.

Slide 21 - Open vraag

...(gehen) Robin auch mit dem Bus zur Berufsschule?

Slide 22 - Open vraag

Kim ... (schreiben) mit einem Kugelschreiber.

Slide 23 - Open vraag

Nu alleen verder...
In de volgende slide staat een online opdracht waarmee je deze werkwoordtechniek kunt oefenen.
Hoe pak je dat aan:
- open de link
- lees de zin en vertaal deze in je hoofd
- bedenk je welke vervoeging het werkwoord krijgt op basis van de persoon / personen in de zin.
- kijk in het schema
- vul het juiste antwoord in en klik op submit

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Samenvattend...

Slide 26 - Tekstslide

Noem 'ns een voorbeeld van een Duits zwak werkwoord.

Slide 27 - Open vraag

Welke 3 stappen onderneem je om tot een juiste vervoeging te komen?

Slide 28 - Open vraag

Danke für eure Aufmerksamkeit

und bis nächste Woche!

Slide 29 - Tekstslide