2.4 week 3 BVO en Complicaties zwangerschap

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Het ontstaan van baarmoederhalskanker.
  • oorzaak Humaan Papilloma Virus (HPV)
  • vrij besmettelijk virus dat door het lichaam meestal wordt opgeruimd
  • als dat niet gebeurt ontstaan afwijkende cellen
  • deze kunnen ook door het lichaam worden opgeruimd
  • als dit niet lukt ontstaat na + 15 jaar  baarmoederhalskanker (bij < 1% van de besmette vrouwen)

Slide 4 - Tekstslide

HPV.
  • Er zijn veel soorten HPV. 
  • De meeste soorten zijn absoluut niet gevaarlijk.
  • De HPV-soorten 16 en 18 zijn het meest gevaarlijk.
  • Zij zijn verantwoordelijk voor 75% van de gevallen van baarmoederhalskanker. 
  • hr-HPV: ‘hoog risico-HPV humaan papillomavirus’: een HPV-soort die baarmoederhalskanker kan veroorzaken.
  • Daarvan zijn er 15. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Grotere kans op het niet opruimen van HPV door het lichaam wordt veroorzaakt door:

  • een verminderde afweer
  • roken
  • infectie met chlamydia of herpes.
  • infectie met meerdere HPV-types
  • veel wisselende seksuele contacten

Slide 7 - Tekstslide

Een verminderde afweer.

  • Door het gebruik van medicijnen die de afweer verminderen kan het lichaam het virus niet goed opruimen. Bijvoorbeeld medicijnen na een orgaan transplantatie.
  • Vrouwen met HIV humaan immunodeficiëntie virus hebben een grotere kans op baarmoederhalskanker. 

Slide 8 - Tekstslide

Roken.
  • Roken beschadigt de cellen en als men rookt werkt het afweersysteem minder goed.
  • Het lichaam kan het virus minder goed opruimen.

Infectie met chlamydia of herpes.
  • Een infectie met chlamydia of herpes verhoogt de kans op baarmoederhalskanker. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Uitslag zelfafname set

Slide 11 - Tekstslide

Vaccinatie HPV.

  • voor maximale werking geven voordat er seksueel contact is geweest. 
  • daarom krijgen meisjes in het jaar dat ze 13 worden de vaccinatie aangeboden. 
  • meisjes van 12/13 jaar krijgen twee keer een vaccinatie. 
  • tussen de twee vaccinaties zit een periode van een half jaar. 

Slide 12 - Tekstslide

  • meisjes van 15 jaar en ouder die de vaccinatie willen, krijgen drie keer een vaccinatie.
  • de vaccinatie beschermt voor 75% tegen baarmoederhalskanker. 
  • de vaccinatie zit in het Rijksvaccinatieprogramma.
  • vanaf 2022 krijgen ook jongens de HPV-vaccinatie aangeboden. Het vaccin beschermt hen tegen penis-, anus-, mond-, en keelkanker.


Slide 13 - Tekstslide

Hoe werkt de HPV-vaccinatie?
De HPV-vaccinatie bevat onschadelijk gemaakte delen van HPV-varianten, typen 16 en 18
Je kunt er geen HPV van krijgen. 

Na inenting maakt het lichaam antistoffen tegen HPV 16 en 18 en ook een beetje tegen een aantal andere typen. 
De kans op baarmoederhalskanker is dan met ongeveer 75% afgenomen. 

Omdat het vaccin niet 100% beschermt, is het nog steeds aan te raden een uitstrijkje te laten maken als je een oproep krijgt voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker.

Slide 14 - Tekstslide

Waar staat de afkorting
HPV voor?
A
humaan papulloviraal
B
humaan papvirus
C
humaan papillomavirus
D
humaan polimavirus

Slide 15 - Quizvraag

Stelling:
Het cervixuitstrijkje is vervangen door de HPV-vaccinatie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Als je bent ingeënt tegen HPV hoef je niet meer beschermd te vrijen. Klopt dit?
A
Ja, je kunt niet meer zwanger worden
B
Ja, je kunt geen SOA meer krijgen
C
Nee, je kunt nog steeds zwanger worden, maar geen SOA meer krijgen
D
Nee, je kunt nog steeds zwanger worden en een SOA krijgen

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Wanneer spreek je van zwangerschapshypertensie?
A
Diastolische bloeddruk > 80mmHg systolische bloeddruk > 120 mmHg
B
Diastolische bloeddruk > 90 mmHg systolische bloeddruk > 120 mmHg
C
Diastolische bloeddruk > 90 mmHg systolische bloeddruk > 140 mmHg
D
Diastolische bloeddruk > 100 mmHg systolische bloeddruk > 140 mmHg

Slide 27 - Quizvraag

Wanneer spreek je van pre-eclampsie?
A
Als er zwangerschaps hypertensie bestaat
B
Als er hypertensie bestaat en er is sprake van proteinurie
C
Als er zwangerschaps hypertensie bestaat en epileptische aanvallen
D
Als er sprake is van het HELPP-syndroom

Slide 28 - Quizvraag

Welke aandoening hoort niet bij zwangerschapsvergiftiging?
A
Pre-eclampsie
B
Eclampsie
C
HELLP-syndroom
D
Diabetes

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide