vouloir/pouvoir


onregelmatige werkwoorden 
VOULOIR & POUVOIR
VOULOIR- POUVOIR 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les


onregelmatige werkwoorden 
VOULOIR & POUVOIR
VOULOIR- POUVOIR 

Slide 1 - Tekstslide

welke vormen ken je van pouvoir en vouloir?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent
VOULOIR?
A
kunnen
B
mogen
C
willen
D
zullen

Slide 5 - Quizvraag

En wat betekent
POUVOIR?
A
kunnen
B
kunnen, mogen
C
mogen
D
moeten

Slide 6 - Quizvraag

Tu ...
A
veulent
B
voulons
C
veut
D
veux

Slide 7 - Quizvraag

Vous ...
A
voulons
B
voulez
C
veulent
D
veut

Slide 8 - Quizvraag

Mon frère ...
A
veut
B
veux
C
voulez
D
veulent

Slide 9 - Quizvraag

Nous...
A
peuvent
B
peut
C
pouvons
D
pouvez

Slide 10 - Quizvraag

Je
A
peu
B
peuvent
C
peut
D
peux

Slide 11 - Quizvraag

Stéphanie et Chantal ...
A
pouvons
B
peuvent
C
peut
D
pouvez

Slide 12 - Quizvraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir.

Tu __________ venir quand?

Slide 13 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir.

Je __________ venir lundi.

Slide 14 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir.

À quelle heure, vous __________ venir quand?

Slide 15 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord pouvoir.

On __________ venir en train?

Slide 16 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord pouvoir.

Elles __________ venir le matin.

Slide 17 - Open vraag


Vul de juiste vorm in van het werkwoord pouvoir.

Nous __________ venir samedi.

Slide 18 - Open vraag

check
kan ik pouvoir et vouloir vervoegen?
A
ja, dat kan ik
B
ik wil graag extra uitleg
C
ja, ik moet nog wel oefenen

Slide 19 - Quizvraag

Verschillende vormen:
Mannelijk
Mannelijk met klinker of stomme 'h'
Vrouwelijk

Enkelvoud

Ce

Cet

Cette

Meervoud

Ces

Ces

Ces

Slide 20 - Tekstslide

fille
garçon
ados
histoire
ami
cette
ces
ce
cet
cet

Slide 21 - Sleepvraag

Vul het juiste aanw. vnw. in:
J’ai un nouveau pull.
Comment tu trouves ……….. pull?

Slide 22 - Open vraag

Nous avons une grande maison. J’aime ……….. maison.

Slide 23 - Open vraag

Tu as réservé dans un bon hôtel?
Oui, ……….. hôtel est très chic.

Slide 24 - Open vraag

Elle a acheté de nouvelles baskets. ……….. baskets sont belles!

Slide 25 - Open vraag

Tu connais le livre de Miriam Maus? ……….. livre est fantastique

Slide 26 - Open vraag

J’ai un animal de compagnie.
……….. animal est super chouette!

Slide 27 - Open vraag