Les 3 U3 Regelmatige werkwoorden

Ga naar Lesson-up en type de PIN in.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Ga naar Lesson-up en type de PIN in.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programme d'aujourd'hui
Contrôler les devoirs

Apprendre 1&2

Les verbes reguliers

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

à faire.....
Journal des Jeunes, page  82.

Lire ensemble. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wat valt je op aan deze (werk)woorden?

Slide 11 - Woordweb

Regelmatige werkwoorden
  • zij eindigen op   - er
  • de vervoeging is ALTIJD hetzelfde  (vervoegen = ik, jij, hij....      ervoor zetten)

Slide 12 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
  • het zijn dingen die je DOET.
  • zij eindigen op   - er
  • de vervoeging is ALTIJD hetzelfde  (vervoegen = ik, jij,hij....        ervoor zetten)
  •  80% van de Franse werkwoorden gaan op deze manier!!!!                            Dus je kunt heel snel Franse werkwoorden vervoegen en gebruiken!!

Slide 13 - Tekstslide

De vervoeging
hele werkwoord   -   er   = STAM
je  = STAM +  e
tu = STAM +  es
il / elle/ on = STAM +  e
nous = STAM +  ons
vous = STAM +  ez
ils / elles = STAM +  ent
Parler  (praten)
parl-  = stam
je    parl e
tu    parl es
il    parl e
elle  parl e
on    parl e
nous  parl ons
vous  parl ez
ils   parl ent
elles parl ent

Slide 14 - Tekstslide

La recette / het recept
1.  welk werkwoord heb je nodig?  Wat is het infinitief / hele werkwoord?
2. haal hiervan de "- er" van af.  Nu heb je de stam van het werkwoord.
3. wie of wat is het onderwerp? (je, tu, il, elle, on, nous, vous, ils, elles)
4. kies de vaste uitgang                                 die bij het onderwerp hoort.

5. let op!  Zie je geen onderwerp zoals bij 3?
Let op!
Als het onderwerp één naam of een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud is, dan gebruik je uitgang die hoort bij il, elle, on.

Als het onderwerp meer dan één naam heeft ( Jean et Monique) of een zelfstandig naamwoord in het meervoud is, dan gebruik je de uitgang die hoort bij ils, elles.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

exercice

Slide 17 - Tekstslide

rencontrer
jouer
nager
trouver
oublier
montrer
parler

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

C'est la fin

Slide 20 - Tekstslide