rituelen


Sociale wezens

  • Sociale wezens hebben contact met anderen nodig. 
  • De mens is een sociaal wezen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


Sociale wezens

  • Sociale wezens hebben contact met anderen nodig. 
  • De mens is een sociaal wezen

Slide 1 - Tekstslide


Persoonlijke relaties

  • Gebaseerd op gevoelens van vriendschap en/of liefde
  • Persoonlijke relaties heb je met vrienden, familie of partner

Slide 2 - Tekstslide

Met wie heb je een persoonlijke relatie?
A
Je vrienden
B
De vuilnisman
C
Je docent
D
De politie

Slide 3 - Quizvraag


Functionele relaties

  • Gebaseerd op verplichtingen en afspraken
  • Worden ook wel zakelijke relaties genoemd
  • Functionele relaties heb je met je baas, je leraar of je trainer

Slide 4 - Tekstslide


Machtsverhoudingen

  • In functionele relaties zijn er machtsverschillen.
  • Meestal moet de één de ander gehoorzamen
  • Ook in persoonlijke relaties zijn er machtsverschillen: je moet bijvoorbeeld naar je ouders luisteren.
  • Ook kunnen er machtsverschillen ontstaan in een liefdesrelatie, bijvoorbeeld door een groot leeftijdsverschil.

Slide 5 - Tekstslide

Met wie heb je een functionele relatie?
A
Je zus
B
Je vrienden
C
Je broer
D
De politie

Slide 6 - Quizvraag

Er zijn twee vormen van een huwelijk, wel of niet je bezittingen delen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Ik wil later trouwen
A
Ja
B
Nee
C
Weet niet

Slide 9 - Quizvraag


Verliefd, verloofd, getrouwd

  • Het huwelijk wordt gesloten door een trouwambtenaar van de gemeente.
  • Bij het huwelijk moeten ook (minstens) twee getuigen aanwezig zijn.
  • In de wet zijn rechten en plichten vastgelegd, zoals de verplichting elkaar te helpen en te kinderen te verzorgen opvoeden.
  • Naast het huwelijkscontract kan er gekozen worden voor symbolische handelingen, zoals: ringen, voor de kerk trouwen enz.




Slide 10 - Tekstslide


Wanneer mag je trouwen?

  • Je mag niet met iemand anders zijn getrouwd.
  • Je moet weten dát je trouwt: je mag bijv. niet dronken of stoned zijn.
  • Je moet 18 jaar of ouder zijn, tenzij er sprake is van een tienerzwangerschap dan mag op 16 of 17 jaar ook (alleen met goedkeuring van de ouders)
  • Je mag niet trouwen met broer/zus, vader/moeder, opa/oma of eigen kinderen




Slide 11 - Tekstslide

Je mag alleen trouwen als je ouder bent dan 18.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Een meisje van 16 mag trouwen als haar ouders dat goed vinden
A
Waar
B
Niet waar
C
Alleen als ze zwanger is of een kind heeft

Slide 13 - Quizvraag


Trouwen...

  • ...in gemeenschap van goederen: alles wat je hebt is gemeenschappelijk bezit
  • ...op huwelijkse voorwaarden: voor je huwelijk wordt door een notaris vastgelegd wat van wie is.




Slide 14 - Tekstslide

Een trouwambtenaar en 2 getuigen per partner is verplicht bij trouwen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Persoon A heeft 5.000 eu gespaard, Persoon B 10.000. Ze trouwen en na een jaar scheiden ze weer. Persoon A krijgt 7.500 euro. Hoe is het paar getrouwd geweest?
A
In gemeenschap van goederen
B
Onder huwelijkse voorwaarden

Slide 16 - Quizvraag


Homohuwelijk

  • Sinds 2001 is het homohuwelijk wettelijk mogelijk in Nederland
  • Nederland was daarmee het eerste land ter wereld waar mensen van hetzelfde geslacht met elkaar mochten trouwen.
  • Veel landen volgden, maar het is nog geen vanzelfsprekendheid in een groot deel van de wereld.





Slide 17 - Tekstslide

Vanaf wanneer is het voor homoseksuelen toegestaan te trouwen in Nederland?

Slide 18 - Open vraag

Humanistische uitingsvormen
De relatieviering 
en 
de uitvaart.

Slide 19 - Tekstslide

Humanistische rituelen en feesten

Humanistische relatieviering.


Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video


Scheiden





  • Veel verschillende redenen om te gaan scheiden.
  • Huwelijkcontract moet ontbonden worden: hierover moeten afspraken worden gemaakt.
  • Belangrijkste afspraken moeten worden gemaakt over de kinderen (Ouderschapsplan)
  • Daarna pas de verdeling van de bezittingen en alimentatie



Slide 22 - Tekstslide


Alimentatie





  • Kinderalimentatie: betaalt de niet-verzorgende ouder aan de verzorgende ouder tot de kinderen 18 jaar zijn. Daarna (tot 21 jaar) worden afspraken gemaakt, en kunnen kinderen deze alimenatie ontvangen.
  • Partneralimentatie: de ex-partner met het hoogste inkomen betaalt deze aan de ander.
  • Van beide soorten alimentatie geldt: hoogte gaat in overleg.



Slide 23 - Tekstslide


Samenwonen of single?

  • Tegenwoordig leven mensen op verschillende manier samen of alleen.
  • Bijvoorbeeld omdat je bent geadopteerd of in een pleeggezin woont.
  • Of...maar door één van je ouders opgevoed (eenoudergezin)
  • Of...een samengesteld gezin.
  • Of...een LAT-relatie (Living Apart Together)








Slide 24 - Tekstslide

Humanistische uitvaartrituelen.


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video