Massacultuur Oefenexamen 2

OEFENEXAMEN 2
MASSACULTUUR
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

OEFENEXAMEN 2
MASSACULTUUR

Slide 1 - Tekstslide

Massacultuur gaat over de periode van...
A
1800 -1850
B
1850-1900
C
1900 - 1950
D
1950 - nu

Slide 2 - Quizvraag

Het ontstaan van massacultuur is gevolg van meer welvaart
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Kenmerken Massacultuur
A
Welvaart, dagelijks leven, vernieuwing, onbegrensde mogelijkheden, oppervlakkigheid
B
Welvaart, goede handel, pracht en praal, adel.
C
inhoud boven vorm, hoe hogere sociale klasse hoe succesvoller, populaire massamedia
D
men zocht antwoorden over de aard van de kunst van het leven, verzet tegen traditionele opvattingen.

Slide 4 - Quizvraag

Postmodernisme is de 'opvolger' van het modernisme. Noem 3 algemene kenmerken van het postmodernisme.

Slide 5 - Open vraag

Deze installatie van Ai Weiwei hoort bij de Massacultuur omdat:
A
Hij gebruikt maakt van dagelijkse gebruiks-voorwerpen
B
Hij een maatschappelijk betrokken activist is
C
Hij een massa krukjes gebruikt
D
Zijn kunstwerk makkelijk na te maken is

Slide 6 - Quizvraag

Waarom vervaagt het verschil tussen 'hoge' en 'lage' kunst in de massacultuur?
A
hoge kunst komt in museums te hangen en lage kunst wordt onderdeel van de massacultuur
B
lage kunst komt in museums te hangen en hoge kunst wordt onderdeel van de massacultuur

Slide 7 - Quizvraag

Welke kenmerken horen bij massacultuur?
A
groot verlangen, gevoel staat centraal, escapisme, vrijheid en autonomie
B
ter lering en vermaak, calvinisme, moralisme, kennis vd klassieken
C
expressie, vernieuwing, vooruitgangsdenken, originaliteit, essentie
D
cultuurindustrie, relativering, interdisciplinair, eclectisch, consumptiemaatschappij

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Waarom is dit een typisch interdisciplinair kunstwerk? Benoem de disciplines die je herkent.

Slide 10 - Open vraag

Variations V is een goed voorbeeld van interdisciplinair kunstwerk. Leg dit uit.

Slide 11 - Open vraag

Variations V is een goed voorbeeld van interdisciplinair kunstwerk. Leg dit uit.

Slide 12 - Open vraag


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 13 - Quizvraag


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 14 - Quizvraag

Wat is GEEN kenmerk van het postmodernisme?
A
Veel kleur contrasten
B
Vermenging van stijlen
C
"less is a bore"
D
Stijl citaten

Slide 15 - Quizvraag


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 16 - Quizvraag


A
modernisme
B
postmodernisme

Slide 17 - Quizvraag

To which artmovement does this slogan belong?
'Less is more'
A
Modernism
B
Postmodernism

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen hoge en lage kunst. Geef vervolgens van beide een voorbeeld

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Beschrijf hoe hoge en lage kunst samen komen in dit beeld.

Slide 21 - Open vraag

ANTWOORD
- ‘Lage’ kunst: het beeld van Michael Jackson is gebaseerd op populaire kunst: porseleinen beeldjes die meestal voornamelijk als versiering / decoratie worden gezien.

- ‘Hoge’ kunst: het beeld staat in een museum, een omgeving voor elitaire kunst. 

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Wat doet de kunstenaar met 'gewone' voorwerpen?

Slide 24 - Open vraag

ANTWOORD
Hij blaast ze op / maakt ze in groot formaat en maakt er een aantal kopieën van. 

Slide 25 - Tekstslide

De kunstenaar spot met hoge kunst maar hij zou ook kritiek kunnen hebben op de moderne wereld. Waarop zou hij kritiek kunnen leveren met dit beeld?

Slide 26 - Open vraag

ANTWOORD
- Door een popster levensgroot en in goud af te beelden geeft Koons commentaar op dat we bekende popsterren vereren.

- Door een heel glad en gepolijst beeld te maken van een mens geeft Koons commentaar op mensen die mensen die erg bezig zijn met hun uiterlijk / mensen die erg bezig zijn met indruk maken op anderen.

- Door de stijl van een kitschbeeldje na te doen geeft Koons commentaar op de‘slechte’ smaak van mensen

Slide 27 - Tekstslide

Koons heeft het werk 3 keer gekopieerd. 
Waarom sluit deze werkwijze aan bij het postmodernisme? 

Slide 28 - Tekstslide

Academisch Ballet
Moderne Dans
Verhalend
benen en voeten uitgedraaid
pointesdans op spitzen
grote luchtsprongen
witte tutu's
nadruk op expressie
blote voeten
hoekige bewegingen
losse kleding/ abstracte kostuums

Slide 29 - Sleepvraag

Discodans
Klassiek Ballet
musical/show

Slide 30 - Sleepvraag

Noem 5 aspecten van theatervormgeving

Slide 31 - Open vraag

Wat is mise-en-scene
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.

Slide 32 - Quizvraag

I. Mise-en-scene valt onder 'aspecten van het spel'
II. Handeling (gebruik van lichaam) valt onder 'aspecten van het spel'

Welke uitspraak is van toepassing
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
Beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Hoe beschrijf je vormgeving van spel?
A
houding, mimiek, gebaren
B
houding, mimiek, intonatie, rekwisieten
C
lichaam, stem, speelstijl, mise-en-scene
D
lichaam, stem, decor, rekwisieten

Slide 34 - Quizvraag