Thema 12: voeding en vertering

Herhalingsles voeding en vertering 
thema 11
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles voeding en vertering 
thema 11

Slide 1 - Tekstslide

Thema 11 basisstof 1, Enzymen 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Werking enzymen
Enzymen maken grote voedingsstoffen klein (knippen). Elke voedingsstof heeft zijn eigen enzym.
is specifiek.
Een enzym:
  1. bindt aan de voedingsstof
  2. knipt de voedingsstof in stukken
  3. laat los en kan opnieuw een zelfde voedingsstof afbreken

Slide 5 - Tekstslide

verzadigde vetten (ongezond)
verkeerd
onverzadigde vetten ( gezond)
dienen als bouwstof
Vetten

Slide 6 - Tekstslide

Manieren van conserveren

Slide 7 - Tekstslide

Thema 11 basisstof 2, voedingsmiddelen en voedingsstoffen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zetmeel is een koolhydraat.
Je kan zetmeel aantonen met een indicator.
Een indicator is een stof waarmee je een andere stof aantoont.

Zetmeel kun je aantonen met joodoplossing.


Slide 10 - Tekstslide

Een joodoplossing is lichtbruin.

Om aan te tonen dat ergens zetmeel inzit, doe je er een paar druppels joodoplossing bij.
De kleur wordt dan blauwzwart.



Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Thema 11 basisstof 2, voedingsmiddelen en voedingsstoffen
De zes groepen voedingsstoffen

Slide 13 - Tekstslide

ook voor de groei
bevatten energie

Slide 14 - Tekstslide

Voedingsvezels
  • veel plantaardige voedingsmiddelen bevatten voedingsvezels 
  • voedingsvezels verteer je niet --> helpen bij de darmbeweging en stoelgang
  • Let op: voedingsvezels is GEEN voedingsstof!!!

Slide 15 - Tekstslide

Thema 11 basisstof 3, voeding en leefstijl

Slide 16 - Tekstslide

Adviezen voor een gezonde leefstijl 
1. Eet gezond
2. Blijf op een gezond gewicht
3. Beweeg regelmatig
4. Rook en vape niet
5. Ontspan voldoende 

Slide 17 - Tekstslide

Herhaling 
Noteer de nummers, en het orgaan

Alleen en In stilte!

Slide 18 - Tekstslide

Eetstoornissen
Bij een eetstoornis is eten een moeilijke zaak. Mensen met een eetstoornis hebben negatieve gevoelens over hun gewicht.

Voorbeelden van eetstoornissen:
  • Anorexia nervosa
  • Boulimia nervosa
  • Eetbuisstoornis

Slide 19 - Tekstslide

Overgewicht-ondergewicht
Overvoeding = meer vetten binnen dan nodig is
Kan leiden tot overgewicht

Te weinig eten kan leiden tot vermagering = ondervoeding
  • Door bijvoorbeeld eetstoornis
  • Kan erg schadelijk zijn

Slide 20 - Tekstslide

Energiebehoefte
  • Grondstofwisseling = de stofwisseling van een lichaam in rust
  • De grondstofwisseling is afhankelijk van geslacht, leeftijd of lengte ,milieutemperatuur.

* Bij lage temperaturen moeten de lichaamscellen veel energie verbranden om de temperatuur op peil te houden.

Slide 21 - Tekstslide

Dus.. 
grondstofwisseling: Energie die nodig is voor de stofwisseling van een lichaam in rust. Deze hangt af van: Geslacht, Leeftijd, Lengte, Lichaamsgewicht en Milieutemperatuur
 
energieverbruik: Hoeveelheid energie die wordt verbruikt voor stofwisseling en lichamelijke activiteit samen.


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Thema 11 basisstof 4 en 5, Het verteringsstelsel en de organen voor de vertering 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Het verterings-
stelsel

Voedsel wordt verkleind
en opgenomen in het bloed
= verteren

Niet alle voedingsstoffen 
moeten worden verteerd!



Slide 26 - Tekstslide

Verteringssappen
Vertering gebeurt met verteringssappen. Die verteringssappen worden gemaakt in de verteringsklieren: zie afb. hiernaast

Veel verteringssappen bevatten enzymen, zijn stoffen die de reactie versnellen, voedingsstoffen worden sneller afgebroken. 


Slide 27 - Tekstslide


Kleine voedingsstoffen
Een aantal voedingsstoffen kunnen direct opgenomen worden in het bloed zoals:
  • glucose
  • mineralen
  • water
  • vitaminen


Slide 28 - Tekstslide

Darmperistaltiek:
Het samentrekken van de spieren in de darmen

Functies:
Vervoeren
- Helpt bij de vertering
- Mengen met verteringssappen

Door voedingsvezels verloopt de peristaltiek beter.
In de wand van de darm zitten spieren. Lengte spieren, zitten in de lengte
Kringspieren zitten eromheen. Deze spieren samen vormen een
peristaltische beweging 

Slide 29 - Tekstslide


Verteringsorganen


Andere voedingsstoffen moeten verteerd worden. 

Eiwitten, koolhydraten en vetten kunnen niet direct opgenomen worden in het bloed. Ze zijn te groot / te lang.

Slide 30 - Tekstslide

Verteringssappen en wat ze verteren

Vertering gebeurt met behulp van
verteringssappen, deze worden gemaakt in de verteringsklieren
  • Speeksel: zetmeel
  • Maagsap: eiwitten
  • Gal: vetten emulgeren, fijn maken.
  • Alvleessap: Eiwitten, koolhydraten en vetten
  • Darmsap: Eiwitten, koolhydraten

Slide 31 - Tekstslide

Alle organen van het verteringsstelsel

Slide 32 - Tekstslide

Organen voor vertering
Speeksel
- Slijm: voedsel makkelijker doorslikken
- Enzym: zetmeel afbreken (verteren)
- Stoffen die bacteriën doden

Slide 33 - Tekstslide

Organen voor vertering
Tong: duwt het voedsel je keelholte in

Slikken:
Huig sluit de neusholte af
Strotklepje sluit de luchtpijp af

De slokdarm maakt vervolgens 
peristaltische bewegingen 
voedsel naar de maag

Slide 34 - Tekstslide

Het voedsel wordt door de maagspieren gekneed en vermengd met maagsap

In de maagwand zitten maagsapklieren.
Ze maken maagsap.

Maagsap:
- water
- maagzuur
- enzymen 

Enzym: verteert de eiwitten gedeeltelijk

Maagzuur: dood bijna alle bacteriën
                   helpt tegen infecties 

Slide 35 - Tekstslide

Aan het eind van je maag zit een kringspier:
de maagportier.
Deze kringspier laat telkens een kleine hoeveelheid voedsel door.
De rest is tijdelijk opgeslagen in de maag.

Slide 36 - Tekstslide

De twaalfvingerige darm verbindt de maag met de dunne darm. 
Gal en alvleessap komen in de twaalfvingerige darm bij het voedsel.


Lever:
Gal ontstaat in de lever.
Vanuit de lever komt gal eerst in de galblaas.

Emulgeren:
Gal verdeelt vet in kleine druppels 

Gal zelf bevat geen enzymen,
kan hierdoor geen voedingsstoffen verteren

Slide 37 - Tekstslide

Alvleessap wordt gemaakt door de alvleesklier.
In het alvleessap zitten verschillende enzymen.

Enzymen vertering van:
- eiwitten
- koolhydraten
- vetten

Slide 38 - Tekstslide

Dunne darm
In de wand liggen darmsapklieren die darmsap maken.
De enzymen in dit sap maken de vertering van eiwitten en koolhydraten af.

In de verteringssappen zit water.
De dunne darm neemt veel van dit 
water en voedingsstoffen op.

Slide 39 - Tekstslide

Darmvlokken:
Op de plooien in de darm zitten allemaal uitstulpingen van de darmwand. Hierin liggen kleine bloedvaten.

Water en voedingsstoffen 
uit de dunne darm 
gaan via de bloedvaten 
naar alle cellen.

Dunne darm

Slide 40 - Tekstslide

Dikke darm
Voedselresten:
Een deel van het voedsel is niet verteerd, deze gaan naar de dikke darm

De voedselresten in de dikke darm bevatten nog veel water. In de dikke darm wordt vrijwel al het water uit de voedselbrij gehaald.

Onverteerde voedingsresten verlaten het lichaam via de anus

Slide 41 - Tekstslide

Thema 11 basisstof 6, Planteneters, vleeseters en alleseters

Slide 42 - Tekstslide

True or False
Ik geef een stelling. Als de stelling waar is, gaan jullie naar de plek die hoort bij 'waar'. Is de stelling niet waar, dan gaan jullie naar de plek die hoort bij 'niet waar'.

Slide 43 - Tekstslide

Bouw van het gebit
Kroon: bovenste deel van de tand
Wortel: zit vast in het kaakbeen
Glazuur: beschermt het tandbeen 
Tandbeen: is bedekt met een laagje cement
Tandholte: hierin liggen de zenuwen en bloedvaten 
Wortelvlies: bevestigd de wortel in de kaak

Slide 44 - Tekstslide

Tandplak
  • Dun laagje op tanden en kiezen: bacteriën, etensresten en speeksel

    Gevolgen:
  • Bacteriën zetten suikers om in zuren
  • Zuur lost glazuur op --> gaatjes --> tanderosie
  • bacteriën kunnen tandvleesontsteking veroorzaken
  • tandplak kan tandsteen worden --> verwijderen door tandarts

Slide 45 - Tekstslide