tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden
Door: Ruben, Iain, Floris en Egon
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden
Door: Ruben, Iain, Floris en Egon

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden
1. Er zijn 4 verschillende soorten tekst verbanden.
Je hebt een 
chronologisch tekst verband
opsommend tekst verband 
tegenstellend tekst verband
en een toelichtend tekst verband 
                                                                         

Slide 2 - Tekstslide

Chronologisch tekstverband
Een chronologisch verband beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdvolgorde.
Een paar voorbeelden van signaalwoorden die bij een chronologisch tekst verband horen zijn:
Vroeger, later, daarna, vervolgens, nadat, nu, eerst, terwijl, dadelijk, intussen en binnenkort.

Slide 3 - Tekstslide

Opsommend tekstverband
In een opsommend verband worden dingen achter elkaar opgenoemd.
Een paar voorbeelden van signaal woorden zijn:
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte en niet alleen.

Slide 4 - Tekstslide

Tegenstellend tekstverband
In een tegenstellend verband worden tegenovergestelde zaken genoemd.
De signaalwoorden die hierbij horen zijn:
maar, tegenover, daarentegen, toch, echter en hoewel.

Slide 5 - Tekstslide

Toelichtend tekstverband
In een toelichtend verband wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.
De signaalwoorden die hierbij horen zijn:
bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan en neem aan.

Slide 6 - Tekstslide

Bij welk tekstverband hoort het signaal woord binnenkort?
A
toelichtend
B
chronologisch
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 7 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord denk aan?
A
toelichtend
B
chronologisch
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 8 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord vroeger?
A
toelichtend
B
chronologisch
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 9 - Quizvraag

In welk verband worden dingen achter elkaar opgenoemd?
A
toelichtend
B
chronologisch
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 10 - Quizvraag

In welk verband wordt extra informatie gegeven?
A
toelichtend
B
chronologisch
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 11 - Quizvraag

Hebben jullie nog vragen?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide