Spreekwoorden scheepvaart

1 / 17
volgende
Slide 1: Video
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

De beste stuurlui staan aan wal
- De toeschouwers weten het altijd beter 
dan de uitvoerders; 
- Het is gemakkelijk kritiek geven op een 
werk dat men zelf niet hoeft uit te voeren
-Een buitenstaander weet het altijd beter

Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 2 - Tekstslide

De boot afhouden
- Terughoudend zijn.
- Niet direct ja zeggen.




Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 3 - Tekstslide

Er is geen land met hem te bezeilen

- met iemand niets kunnen beginnen omdat die niet wil

- Er is niets met hem te beginnen


Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 4 - Tekstslide

Een oogje in het zeil houden
- Let je op iets of iemand 
- Ben je zorgvuldig aan het waarnemen

- Toezicht houden


Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent: De beste stuurlui staan aan wal?
A
Niet direct 'ja' zeggen
B
Een buitenstaander weet het altijd beter
C
Niet meer mee willen of kunnen doen
D
Toegeven

Slide 6 - Quizvraag

Wat betekent: De boot afhouden?
A
Niet direct 'ja' zeggen
B
Te laat komen
C
Opnieuw beginnen
D
Toegeven

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent: Er is geen land met hem te bezeilen?
A
Het valt wel mee
B
Te laat komen
C
Opnieuw beginnen
D
Er is niets met hem te beginnen

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent: Een oogje in het zeil houden?
A
Je uiterste best doen
B
Je moet wat geven en nemen
C
Toezicht houden
D
Er is niets met hem te beginnen

Slide 9 - Quizvraag

Zijn schepen achter zich verbranden

- een beslissing nemen en niet meer terug kunnen
- Een nieuw begin maken
- Opnieuw beginnen


Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 10 - Tekstslide

Aan lager wal raken
- Hij of zij maakt een moeilijke periode door

- In slechte omstandigheden terecht komen



Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 11 - Tekstslide

Je moet een beetje schipperen
- Naar omstandigheden handelen 
- Geven en nemen, 
- Niet op zijn stuk staan (flexibel zijn)
- Plannen kunnen bijstellen


Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 12 - Tekstslide

Uit de boot vallen
- Je kunt of mag niet langer meedoen
- Niet meer in aanmerking voor iets komen
- Niet meer mee willen of kunnen doen



Wanneer zou je dit kunnen gebruiken?

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent: Zijn schepen achter zich verbranden?
A
Opnieuw beginnen
B
Toezicht houden
C
In slechte omstandigheden komen
D
Je uiterste best doen

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent: Aan lager wal raken?
A
Gaan slapen
B
Toezicht houden
C
In slechte omstandigheden komen
D
Je uiterste best doen

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent: Je moet een beetje schipperen?
A
Gaan slapen
B
Je moet wat geven en nemen
C
In slechte omstandigheden komen
D
Je uiterste best doen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent: Uit de boot vallen?
A
Niet meer mee willen of kunnen doen
B
Je moet wat geven en nemen
C
Niet meer terug kunnen
D
Je uiterste best doen

Slide 17 - Quizvraag