Oefentoets H2 LEZEN: hfst 1 en 2 hoofd/bijzaken en tekstverb en signaalw

Oefenen met theorie van :

-hoofdzaken
-bijzaken
-kernzinnen
-tekstverbanden
en de bijbehorende
-signaalwoorden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met theorie van :

-hoofdzaken
-bijzaken
-kernzinnen
-tekstverbanden
en de bijbehorende
-signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdzaken en bijzaken

Slide 2 - Tekstslide

H2 tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 3 - Tekstslide

DOEL
als je de tekstverbanden in een tekst herkent, zie je de samenhang van de tekst beter.

Alle woorden, zinnen en alinea's zijn met een (schrijf)doel op een bepaalde plek in de tekst gezet.
verbanden in de tekst 

Slide 4 - Tekstslide

Welke schrijfdoelen kan een schrijver hebben?
Noem ze allemaal!

Slide 5 - Open vraag

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 6 - Tekstslide

Welke tekstverbanden ken je?
Je hebt er in de tweede drie geleerd.
En in de brugklas vier.
Noem ze allemaal!

Slide 7 - Open vraag

DOEL
Om de tekstverbanden in een tekst te herkennen, zoek je in de tekst naar signaalwoorden.

Soms zijn de signaalwoorden verdeeld over meerdere zinnen of alinea's. 
signaalwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Bij welke tekstverbanden kunnen de signaalwoorden over meerdere alinea's zijn verdeeld?
(Je kunt meerdere opties kiezen)
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband

Slide 9 - Quizvraag

Bij welke tekstverbanden kunnen de signaalwoorden over meerdere alinea's zijn verdeeld?
(Je kunt meerdere opties kiezen)
A
concluderend verband
B
oorzakelijk verband
C
redengevend verband
D
geen van deze verbanden

Slide 10 - Quizvraag

Weet je nog?

'Verder' is een signaalwoord voor
A
een toelichting
B
een tegenstelling
C
een opsomming
D
om een reden voor iets te geven

Slide 11 - Quizvraag

Weet je nog?

'Bovendien' is een signaalwoord voor
A
een toelichting
B
een tegenstelling
C
een opsomming
D
een conclusie te geven

Slide 12 - Quizvraag

Weet je nog?

'Echter' is een signaalwoord voor
A
een toelichting
B
een tegenstelling
C
een opsomming
D
een oorzaak aan te geven

Slide 13 - Quizvraag

Hoofdzaken en bijzaken

Slide 14 - Tekstslide

DOEL
Om een tekst te kunnen samenvatten, zoek je naar de kernzinnen: in elke alinea staat een zin die de alinea samenvat. Dit is de hoofdzaak van dit stukje tekst.
Ook begrippen die moet kennen behoren tot de hoofdzaken van een tekst.

hoofdzaken

Slide 15 - Tekstslide

Waar in de tekst staan de hoofdzaken vaak beschreven?

Slide 16 - Open vraag

Hoe noem je de zinnen die de hoofdzaken beschrijven?

Slide 17 - Open vraag

Welke delen van de tekst zet je allemaal in een samenvatting?
(er zijn meerdere antwoorden mogelijk)
A
kernzinnen
B
begrippen, opvallende woorden
C
belangrijkste informatie uit de tekst
D
hoofdzaken

Slide 18 - Quizvraag

Kunnen er bijzaken voorkomen in je samenvatting?
Geef aan waarom je die wel of waarom je die niet zou willen toevoegen.

Slide 19 - Open vraag

Is het verstandig een samenvatting van iemand anders te gebruiken als je gaat leren voor een toets?
Geef aan waarom wel / niet.

Slide 20 - Open vraag

Zoek de verbanden...

Slide 21 - Tekstslide

Hoe herken je verbanden tussen zinnen?


1. Let op de signaalwoorden als je een tekst leest! De signaalwoorden zeggen: Let op! Er komt nu een verband aan.

2. Lees het stukje tekst goed. ? signaalwoorden.

3. Bedenk steeds: bij welk verband hoort het signaalwoord? 

     Welk verband kan het zijn?

4. Lees de zinnen in de tekst nog een keer. Schrijf het tekstverband in de 

     kantlijn.

Slide 22 - Tekstslide

Kies het goede antwoord.

Tekstverbanden...
A
...geven alinea's aan
B
...geven het doel van een tekst aan
C
...geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
Het hele bestuur is ziek, de vergadering gaat dus niet door.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
toelichtend verband

Slide 24 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
Ruben is morgen niet op school, omdat hij naar het ziekenhuis moet.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
toelichtend verband

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
Doordat er een hevige sneeuwbui was, is de weg ingestort.
A
opsommend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
concluderend verband

Slide 26 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
Voor voetbal heb je een goede conditie nodig, daarom train ik vaak.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
toelichtend verband

Slide 27 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
Ik ben helemaal bankroet, dus ik moet echt een zaterdagbaantje nemen om dit te kunnen betalen.
A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
chronologisch verband

Slide 28 - Quizvraag

Mijn opa heeft toen hij marinier was vele continenten bezocht, zoals Afrika, Azië en Zuid-Amerika.
A
concluderend verband
B
oorzakelijk verband
C
toelichtend verband
D
redengevend verband

Slide 29 - Quizvraag

Beheers je de stof?


- je kunt met behulp van signaalwoorden  verbanden in een tekst herkennen en je weet waarom ze in de tekst worden gebruikt.

verbanden en signaalwoorden

Slide 30 - Tekstslide

Beheers je de stof?


- je kunt hoofdzaken in een tekst bij elkaar zetten en op die manier een tekst samenvatten.

Je gebruikt hiervoor kernzinnen, begrippen en soms een bijzaak die je als voorbeeld of extra uitleg gebruikt.

hoofdzaken in de tekst

Slide 31 - Tekstslide

Ik denk dat ik voldoende voorbereid ben op de leestoets
1090

Slide 32 - Poll