Klas 2 Basis/kader/TL Woordenschat - Woordbetekenissen zoeken

W39 - Woordenschat H2
  1. Terugblik vorige week
  2. Aan de slag
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

W39 - Woordenschat H2
  1. Terugblik vorige week
  2. Aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Woordbetekenissen zoeken

Slide 2 - Tekstslide

Onbekend woord 
Als je een onbekend woord tegenkomt, kijk eerst of je de betekenis uit de tekst kan halen

Slide 3 - Tekstslide

Woordbetekenissen zoeken
  • Synoniem
  • Omschrijving
  • Voorbeeld
  • Tegenstelling
  • Bekend woorddeel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Synoniem

Een synoniem is een woord dat wat betreft betekenis (ongeveer) gelijk is aan een of meer andere woorden.


Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 6 - Tekstslide

Synoniem - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

neertellen - betalen

uitgave - editie

Slide 7 - Tekstslide

Omschrijving

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 8 - Tekstslide

Omschrijving
Kijk of de betekenis voor of achter het woord staat

Let op opvallende tekens: (...), -

Slide 9 - Tekstslide

Omschrijving - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld

Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen.

Door een voorbeeld in een tekst weet je meteen wat de schrijver bedoeld.


Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.



Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld - voorbeelden

Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:

bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.


Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.



Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld - voorbeelden

Voorbeelden kunnen ook te herkennen zijn aan

een dubbele punt (:)



Wij houden van buitensporten: varen, wandelen, bergbeklimmen en mountainbiken.



Slide 13 - Tekstslide

Tegenstelling

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 14 - Tekstslide

Tegenstelling - voorbeelden


goedkoop - duur

begrijpelijk - onbegrijpelijk

koud - warm

bang - dapper



Slide 15 - Tekstslide

Bekend woorddeel

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen

- woorden met voorvoegsel

- woorden met achtervoegsel


Slide 16 - Tekstslide

Bekend woorddeel- voorbeelden


samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 17 - Tekstslide

Synoniem voor:
afbeeldingen

Slide 18 - Open vraag

Tegenstelling van 'winst'

Slide 19 - Open vraag

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Bij die opdracht moet je de uitkomst noteren en ook de berekening opschrijven.

Slide 20 - Open vraag

Geef een voorbeeld van amusement:

Slide 21 - Open vraag

Tegenstelling van 'dicht'

Slide 22 - Open vraag

Gebruik de woordraadstrategie 'zoek een bekend woorddeel'.
Wat betekent het woord draadloos?

Slide 23 - Open vraag

Gebruik de woordraadstrategie 'zoek een bekend woorddeel'.
Wat betekent het woord onbetaald?

Slide 24 - Open vraag