2F - 6-9-2023 - Unit 1 - les 5

Engels
Welcome 2F
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Engels
Welcome 2F

Slide 1 - Tekstslide

Unit 1 - Cities
Lesson 5
- Homework: check exercises 17 + 18 (pp.20-21)
- Grammar: Wh-questions/Present Simple
- Practise
- Homework



Slide 2 - Tekstslide

Grammar: Wh- questions
who
wie
whose
van wie
what
wat/welke
which
welke
where
waar
when
wanneer
why
waarom
how
hoe

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Fill in the right WH-question word:

______ are you?
A
Whose
B
Who
C
What
D
All three are possible.

Slide 5 - Quizvraag

Fill in the right WH-word:

______ one is yours?
A
What
B
Which
C
How
D
When

Slide 6 - Quizvraag

Choose the correct WH-word:

___ is your best friend?
A
why
B
where
C
what
D
who

Slide 7 - Quizvraag

Choose the correct WH-word

___ 's your email address?
A
who
B
what
C
when
D
why

Slide 8 - Quizvraag

Fill in the right WH-word:

"______ does he live?"
A
What
B
Which
C
Where
D
Who

Slide 9 - Quizvraag

Fill in the right WH-question word:

______ kind of sandwich is this?
A
Whose
B
Who
C
What
D
All three are possible.

Slide 10 - Quizvraag

Grammar: Present simple
Om een "present simple" vraag te maken, moet je "Do" of "Does" voor de zin plaatsen:
I like ice cream.             -->          Do I like ice cream?
She likes ice cream.    -->          Does she like ice cream?

Als het onderwerp een he, she of it (hij, zij of het) is, moet je "Does" voor de zin plaatsen. Kijk ook wat er gebeurt met de + s van het originele werkwoord.
Bob plays football.       -->          Does Bob play football?






Slide 11 - Tekstslide

Grammar: I don't
Om een "present simple" ontkennend te maken, moet je "Do" of "Does" en "not" toevoegen aan de zin:
I walk my dog every day.     -->          I don't walk my dog every day.
She loves her boyfriend.    -->          She doesn't love her boyfriend.

Als het onderwerp een he, she of it (hij, zij of het) is, moet je "Does" toevoegen. Kijk ook wat er gebeurt met de + s van het originele werkwoord.
Bob rides fhis bike.               -->          Bob doesn't ride his bike.






Slide 12 - Tekstslide

Grammar: present simple
De SHIT-regel en vragen en ontkenningen

Kijk wat er met het werkwoord in deze zin gebeurt als we er een vraag of een ontkenning van maken:

He plays video games every day.
                                 He doesn't play video games every day.
                                                                                   Does he play video games every day?
De + s verdwijnt na "don't" of "doesn't". Hetzelfde gebeurde met de vragen!




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Grammar: Wh- questions
What do you play?
What does she play?

I/ you/ we/ they --> do
He/she/it --> does

SHIT - rule --> he/ she/ it
does  + hele ww (zonder de extra s!)

Slide 15 - Tekstslide

Unit 1 - Cities
Make: exercises 19, 20 + 21 (pp. 22-23)


Ready?
You can start with your homework:
exercise 22 (p.24)
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Unit 1 - Cities
Next class on Friday 8 September
Homework: 
make: exercise 22 (p. 24)
learn: vocabulary 1.1 to 1.4  (pp. 133/134)

Bring your workbook A and your iPad.


Slide 17 - Tekstslide