Zins- en alineaverbanden

Welkom

Leesvaardigheid
Zins- en alineaverbanden
Nederlands
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Leesvaardigheid
Zins- en alineaverbanden
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Doornemen toetsstof
  • Uitleg
  •  Klassikaal teksten maken (sommige leerlingen zelfstandig?)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je welke tekstverbanden er zijn en welke signaalwoorden daarbij horen.

  • kun je herkennen en uitleggen welke tekstverbanden er in een tekst zitten. 

  • kun je herkennen en uitleggen op welke manieren alinea's met elkaar verbonden worden.

  • kun je een tekst beter begrijpen door te letten op tekstverbanden.

Slide 3 - Tekstslide


Tijdens deze les, 
wil ik...
aan de slag met mijn boekopdracht
de uitleg over signaalwoorden volgen
oefeningen maken bij het onderwerp signaalwoorden
zelf de les over signaalwoorden doornemen en dan oefenen.

Slide 4 - Poll

Welke structuurelementen
kan een tekst hebben?

Slide 5 - Woordweb



Ingewikkeld

of niet?




Verbanden in teksten...

Slide 6 - Tekstslide

Wat is in de onderstaande zin het signaalwoord en welk verband geeft het aan?

Ik ga vanmiddag mijn huiswerk maken, hoewel ik er geen zin in heb.

Slide 7 - Open vraag

Wat is in de onderstaande zinnen het signaalwoord en welk verband geeft het aan??

Het gerecht is lekker. Bovendien is het erg gezond.

Slide 8 - Open vraag

Wat is in de onderstaande zin het signaalwoord en welk verband geeft het aan?

De gewone vrouw deed een noodoproep via haar telefoon, hierdoor kon ze snel geholpen worden.

Slide 9 - Open vraag

Wat is in de onderstaande zin het signaalwoord en welk verband geeft het aan?

Kortom, ik geloof niks van wat hij zegt.

Slide 10 - Open vraag

Voorbeeld

Horrorfilm
Die film is heel eng. Hij heeft in Amerika zelfs een R-rating: dat wil zeggen dat iedereen jonger dan achttien jaar niet de bioscoopzaal binnen mag.

Slide 11 - Tekstslide

Tekstverbanden

Zorgen ervoor dat

  • woorden,
  • zinnen en 
  • alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden

  • Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt.

  • Daardoor kan je een tekst beter begrijpen

Slide 13 - Tekstslide

Signaalwoorden
Woorden die aangeven dat er iets komt, ze geven een signaal aan je.

  • Opsomming
ten eerste, ook, bovendien, daarnaast

  • Oorzaak en gevolg (reden)
zodat, doordat, waardoor, namelijk

  • Tegenstelling
maar, hoewel, toch, echter

Slide 14 - Tekstslide

Signaalwoorden
Woorden die aangeven dat er iets komt, ze geven een signaal aan je.

  • Opsomming
ten eerste, ook, bovendien, daarnaast

  • Oorzaak en gevolg (reden)
zodat, doordat, waardoor, namelijk

  • Conclusie/samenvatting
kortom, daarom, dus, al met al

Slide 15 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Tegenstelling!
maar, hoewel, toch, echter

  • Voorbeeld
zo, zoals, bijvoorbeeld
  • Toelichting
zo, dat wil zeggen, dat houdt in

  • Vergelijking
    (net) zoals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met.



Slide 16 - Tekstslide

Signaalwoorden
  • Voorwaarde
mits, als, indien, tenzij

  • Middel-doel
om, door middel van, waarmee

  • Eigenlijk geven signaalwoorden altijd een waarschuwing:
Let op, nu komt er...


Slide 17 - Tekstslide

Wat is het signaalwoord in het onderstaande stukje:

Verslaafd aan je smartphone?
Zet je data en wifi op je telefoon uit. Hierdoor krijg je geen berichten meer binnen.

A
Hierdoor - signaalwoord oorzaak-gevolg
B
aan - signaalwoord toelichting
C
op - signaalwoord van opsomming
D
binnen - signaalwoord tegenstelling

Slide 18 - Quizvraag

Geef van het volgende stukje aan wat het signaalwoord is en welk tekstverband het aangeeft.

Verslaafd aan je smartphone?
Zet je data en wifi op je telefoon uit. Hierdoor krijg je geen berichten meer binnen.

Slide 19 - Open vraag

Geef van het volgende stukje aan wat het signaalwoord is en welk tekstverband het aangeeft.

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het signaalwoord in het onderstaande stukje:

Grote schoonmaak
Opruimen is niet mijn sterkste kant. Rotzooi maken kan ik daarentegen wel goed.

A
Rotzooi - signaalwoord opsomming
B
Grote - signaalwoord toelichting
C
daarentegen - signaalwoord tegenstelling
D
Goed - signaalwoord voorbeeld

Slide 21 - Quizvraag

Conclusie
  • Let voor het herkennen van tekstverbanden op signaalwoorden.
     
  • Met behulp van signaalwoorden is het een stuk makkelijker om de tekstverbanden te ontdekken!

  • Leer de verschillende soorten signaalwoorden uit je hoofd!
    (Op de volgende slide vind je een link naar de overzichten.)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Alineaverbanden
Schrijvers zorgen voor samenhang binnen alinea's en zinnen, maar ook tussen alinea's. Dat kunnen ze doen op de volgende manieren:

  1. Door het gebruik van signaalwoorden.
  2. Door herhaling.
  3. Door overgangszinnen met een verwijzing.
  4. Door aankondigende zinnen.

Slide 24 - Tekstslide

Verbindingsmanieren
1. Signaalwoorden
Een signaalwoord staat in het begin van de alinea een geeft de lezer een seintje over het soort verband.

2. Herhaling
Aan het begin van een nieuwe alinea worden woorden of groepen woorden uit de vorige alinea herhaald. Dat gebeurd soms in dezelfde, maar vaak in andere woorden.


Slide 25 - Tekstslide

Verbindingsmanieren
3. Overganszinnen met een verwijswoord
Overgangszinnen zijn samenvattende zinnen aan het begin of het eind van een alinea. Ze bevatten een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, vaak in de vorm van verwijswoorden. 

4. Aankondigende zinnen
Een aankondigende zin staat meestal aan het eind van een alinea en vertelt wat je verderop in de tekst kunt verwachten.




Slide 26 - Tekstslide

Aan de slag!
  • H10.4 opdr 17 t/m 18

Jordy, Manouk, Maud, Hidde, Marijn, Anne-Lynn en Julia mogen (als zij dat willen zelfstandig) aan de slag.

Slide 27 - Tekstslide

Schrijf de 3 tekstverbanden op die je voor de toets moet kennen. Bij ieder tekstverband schrijf je minimaal 1 voorbeeld van een signaalwoord.

Slide 28 - Open vraag

Noteer de vier manieren waarop schrijvers alinea's met elkaar verbinden.

Slide 29 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link