Zins- en alineaverbanden, les 3

Welkom

Leesvaardigheid
Zins- en alineaverbanden
Nederlands
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom

Leesvaardigheid
Zins- en alineaverbanden
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je welke tekstverbanden er zijn en welke signaalwoorden daarbij horen.

  • kun je herkennen en uitleggen welke tekstverbanden er in een tekst zitten. 

  • kun je herkennen en uitleggen op welke manieren alinea's met elkaar verbonden worden.

  • kun je een tekst beter begrijpen door te letten op tekstverbanden.

Slide 2 - Tekstslide



Ingewikkeld

of niet?




Verbanden in teksten...

Slide 3 - Tekstslide

Wat is in de onderstaande zin het signaalwoord?

Ik ga vanmiddag mijn huiswerk maken, hoewel ik er geen zin in heb.

Slide 4 - Open vraag

Wat is in de onderstaande zinnen het signaalwoord?

Het gerecht is lekker. Bovendien is het erg gezond.

Slide 5 - Open vraag

Wat is in de onderstaande zin het signaalwoord?

De gewone vrouw deed een noodoproep via haar telefoon, hierdoor kon ze snel geholpen worden.

Slide 6 - Open vraag

Wat is in de onderstaande zin het signaalwoord?

Kortom, ik geloof niks van wat hij zegt.

Slide 7 - Open vraag

Bedenk een zin met een chronologisch verband.

Slide 8 - Open vraag

Bedenk een zin met een tegenstellend verband.

Slide 9 - Open vraag

Voorbeeld

Horrorfilm
Die film is heel eng. Hij heeft in Amerika zelfs een R-rating: dat wil zeggen dat iedereen jonger dan achttien jaar niet de bioscoopzaal binnen mag.

Slide 10 - Tekstslide

Tekstverbanden

Zorgen ervoor dat

  • woorden,
  • zinnen en 
  • alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 11 - Tekstslide

Signaalwoorden

  • Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt.

  • Daardoor kan je een tekst beter begrijpen

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoorden
Woorden die aangeven dat er iets komt, ze geven een signaal aan je.

    Opsomming
    ten eerste, ook, bovendien

    • Oorzaak en gevolg
    zodat, doordat, waardoor

    • Conclusie
    kortom, daarom, dus

    Slide 13 - Tekstslide

    Signaalwoorden
    • Tijd
    eerst, terwijl, vervolgens

    • Doel en middel
    om, door middel van, waarmee

    • Eigenlijk geven signaalwoorden altijd een waarschuwing:
    Let op, nu komt er...


    Slide 14 - Tekstslide

    Alineaverbanden
    Schrijvers zorgen voor samenhang binnen alinea's en zinnen, maar ook tussen alinea's. Dat kunnen ze doen op de volgende manieren:

    • Door het gebruik van signaalwoorden.
    • Door herhaling.
    • Door overgangszinnen met een verwijzing.
    • Door aankondigende zinnen.

    Slide 15 - Tekstslide

    Conclusie
    • Let voor het herkennen van tekstverbanden op signaalwoorden.
       
    • Met behulp van signaalwoorden is het een stuk makkelijker om de tekstverbanden te ontdekken!

    • Leer de verschillende soorten signaalwoorden uit je hoofd!
      (Op de volgende slide vind je een link naar de overzichten.)

    Slide 16 - Tekstslide

    Verbindingsmanieren
    1. Signaalwoorden
    Een signaalwoord staat in het begin van de alinea een geeft de lezer een seintje over het soort verband.

    2. Herhaling
    Aan het begin van een nieuwe alinea worden woorden of groepen woorden uit de vorige alinea herhaald. Dat gebeurd soms in dezelfde, maar vaak in andere woorden.


    Slide 17 - Tekstslide

    Verbindingsmanieren
    3. Overganszinnen met een verwijswoord
    Overgangszinnen zijn samenvattende zinnen aan het begin of het eind van een alinea. Ze bevatten een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, vaak in de vorm van verwijswoorden. 

    4. Aankondigende zinnen
    Een aankondigende zin staat meestal aan het eind van een alinea en vertelt wat je verderop in de tekst kunt verwachten.



    Slide 18 - Tekstslide

    Schrijf 1 ding op die je deze les hebt geleerd

    Slide 19 - Open vraag

    Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

    Slide 20 - Open vraag