In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Toets Helpende Plus
Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Hoe heet het uitgiftesysteem die je mag gebruiken in de functie van Helpende plus?
A
Baxter
B
Medicijnkar
C
Dexter
D
CIZ
Slide 2 - Quizvraag
Er zijn verschillende orale toedingsvormen, welke hoort er niet bij?
A
Tabletten
B
Dragee
C
Zetpillen
D
Bruistabletten
Slide 3 - Quizvraag
Antibiotica oogdruppels mogen vaak maar een maand bewaard blijven en in de koelkast, waarom is dat?
a) De werking van het middel is zo goed als weg b) De druppels zijn op, want ze doen er nooit teveel in c) Er komen teveel bacteriën in d) Je hebt kans op verergering
Slide 4 - Open vraag
Welke manier van toedienen heeft een systemische werking (meerdere antwoorden mogelijk) a) Drank b) Medicijnpleister c) Crème d) Spoelvloeistof
Slide 5 - Open vraag
Waardoor wordt de pijn bij artrose veroorzaakt?
A
Door een fractuur
B
Door vermindering van het kraakbeen
C
Door een ontstekingsreactie
D
Door ophoping van urinezuur
Slide 6 - Quizvraag
Welke aders behoren tot de kleine bloedsomloop? Let op meerder antwoorden zijn goed. a longader b longslagader c aorta d onderste holle ader e halsslagader f halsader
Slide 7 - Open vraag
Bij welke aandoening komen vaak tremoren voor?
A
Multiple Sclerose
B
Epilepsie
C
Ziekte van Alzheimer
D
Ziekte van Parkinson
Slide 8 - Quizvraag
De vitale functies zijn:
A
de eigenschappen die zorgen voor fitheid, zoals spierkracht, lenigheid en uithoudingsvermogen
B
functies die nodig zijn om in leven te blijven, zoals ademhaling, bloedsomloop en bewustzijn
C
de verschillende stelsels waardoor het lichaam goed kan functioneren, zoals het ademhalingsstelsel, het maag-darmstelsel,
D
d. de functies van de lichaamscellen om zuurstof en voedingstoffen op te nemen en koolzuur en afvalstoffen weer uit te scheiden
Slide 9 - Quizvraag
Wat zijn de 3 symptomen van een CVA
A
een lamme arm, een scheve mond en verlamming aan de benen
B
verlamming aan de benen, verstopping van de neus en verwarde spraak
C
scheve mond, verlamming aan de benen en verstopping van de neus
D
een scheve mond, een lamme arm en verwarde spraak
Slide 10 - Quizvraag
Lees de volgende omschrijving: 'In deze fase proberen mensen er alles aan te doen om de werkelijkheid ongedaan te maken.’ Welke fase van rouw wordt hier omschreven?
a: ontkenning, b: boosheid, c: Marchanderen, d: Depressie, e Aanvaarding
Slide 11 - Open vraag
Als je geweld of kindermishandeling vermoedt, dan:
A
moet jij het team vertellen dat zij de Meldcode moeten gebruiken
B
hoef jij niets te doen, maar je leidinggevende gebruikt de Meldcode
C
moet jij handelen volgens de Meldcode
D
waarschuw je de arts en die gebruikt dan de Meldcode
Slide 12 - Quizvraag
Welk onderdeel
Wordt aangegeven
bij 1 ?
Slide 13 - Open vraag
COPD is een verzamelnaam van verschillende aandoeningen. Welke zijn dit? a: longemfyseem, b Chronische Broncitis, c: pneumonie, d: ASTMA, e: Dyspnoe
Slide 14 - Open vraag
10) Welke uitspraak over het ademhalingsstelsel is waar?
A
De luchtpijp en het strottenhoofd bestaan uit kraakbeenringen
B
In de longblaasjes zitten trilharen die de lucht zuiveren.
C
Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide vindt plaats in de bronchiën.
D
In ingeademde lucht zit meer koolstofdioxide dan in uitgeademde lucht.
Slide 15 - Quizvraag
Hoe noem je het als de zorgvrager een lichaamstemp. heeft van 37,9
A
normale temp.
B
koorts
C
verhoging
D
onder temp.
Slide 16 - Quizvraag
Welke kenmerken horen bij een hypoglycemie? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
A
moeheid
B
bleekheid
C
gewichtstoename
D
duizeligheid
Slide 17 - Quizvraag
Wat bedoelen we met de bloeddruk
A
de kracht waarmee bloed tegen de bloedvatwand duwt
B
de kracht waarmee het hart het bloed door de bloedvaten stuwt
C
de hoeveelheid bloed die door de bloedvaten stroomt
D
de snelheid waarmee het bloed door het lichaam stroomt
Slide 18 - Quizvraag
Waar wordt Insuline gemaakt?
A
de hypofyse
B
de bijnieren
C
de alvleesklier
D
de schildklier
Slide 19 - Quizvraag
Hoe noemen we de opname via de huid?
A
Intraveneus
B
subcutaan
C
oraal
D
transdermaal
Slide 20 - Quizvraag
Welke organisatie is verantwoordelijk voor het afgeven een indicatiestelling?
A
Het GAK
B
Het CIZ
C
De WMO
D
de zorgverzekeraar
Slide 21 - Quizvraag
Wat moet volgens het wetsvoorstel Zorg en Dwang in het zorgplan worden opgenomen?
A
De noodzakelijke zorg
B
De vrijwillige en onvrijwillige zorg
C
de onvrijwillige zorg
D
de vrijwillige zorg
Slide 22 - Quizvraag
Vul de juiste nederlandse term achter de volgende woorden: Rectaal: Transdermaal: Oculair: Pulmonaal: Nasaal:
Slide 23 - Open vraag
Er bestaat een medicatie keten, oftewel een medicatieproces. Zet in de juiste volgorde: Apotheek, zorgverlener, arts
Slide 24 - Open vraag
Leg uit wat verslaving is bij het gebruik van medicijnen?
Slide 25 - Open vraag
Leg uit wat gewenning is bij het gebruik van Medicijnen.
Slide 26 - Open vraag
10) Wat is een NSAID? En waarom moet je daar een maagbeschermer bij gebruiken?
Slide 27 - Open vraag
Waar worden de volgende medicijnen voor gebruikt? Tramadol, diclofenac en miconazol druppels.