1.1 Koning en parlement 1c

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Koning en parlement
Staatsinrichting van Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat wordt Nederland in 1848?
A
Een constitutionele monarchie
B
Een parlementaire democratie
C
Een totalitaire staat
D
Een federale republiek

Slide 3 - Quizvraag

Waarom was Willem II bang om zijn macht te verliezen (en was dus de oorzaak van de grondwet van 1848)?
A
Industrialisatie
B
Revoluties
C
Ondernemers
D
Stakingen

Slide 4 - Quizvraag

De grondwet van 1848 is een liberale grondwet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Door wie is de grondwet van 1848 gemaakt?
A
Koning Willem II
B
Koning Willem III
C
Thorbecke
D
Pieter Jelles Troelstra

Slide 6 - Quizvraag

Grondwet 1814
Grondwet 1848
Eerste kamer wordt gekozen door de provincies
Willem II
constitutionele monarchie 
parlementaire constitutionele monarchie
Eerste kamer wordt gekozen door de koning
Willem I

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

In de grondwet van 1848 staat dat de koning onschendbaar is. Welke van onderstaande zinnen gaat hierover?
A
De koning heeft het recht om wetten te maken.
B
De koning kan alleen door de Tweede Kamer worden ontslagen.
C
De koning maakt deel uit van het parlement.
D
De koning valt onder ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 10 - Quizvraag

§1.1
Koning en parlement
A
Oorzaken van de nieuwe grondwet
Leerdoel:
Je kan twee oorzaken noemen voor de Nederlandse grondwetsherziening in 1848.
Begrippen:
grondwet
grondrechten
constitutionele monarchie
B
De grondwet van 1848
Leerdoel:
Je kan drie veranderingen noemen door de grondwetsherziening van 1848.
Begrippen:
onschendbaar
staatshoofd
ministeriële verantwoordelijkheid
C
De Luxemburgse kwestie
Leerdoel:
Je kan uitleggen dat de Luxemburgse kwestie duidelijk maakte dat het parlement in Nederland de macht had.
Begrippen:
Luxemburgse kwestie
 
regering
parlement
 
parlementair stelsel
districtenstelsel

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag 
Lees paragraaf 1c: blz 14
Pak de opdracht uit classroom over de Luxemburgse kwestie erbij
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Nabespreken
1. Willem wil Luxemburg verkopen
2. Koning is onschendbaar--> ministers zijn verantwoordelijk
3. Kamerleden willen minister naar huis sturen
4. Willem III stuurt kamer (parlement) naar huis
5. Nieuw parlement ook tegen besluit koning
6. Koning moet accepteren dat hij minder macht heeft

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag afmaken tm 13
klaar? 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Afronden

Slide 16 - Tekstslide

De Luxemburgse kwestie ging over:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoordelijkheid

Slide 17 - Quizvraag

Hoofdrolspeler in de Luxemburgse kwestie was...
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
D
Willem IV

Slide 18 - Quizvraag

Na de Luxemburgse kwestie werd duidelijk dat
A
koning Willem III moeite had te leven met '1848'
B
de regering niet meer deed wat de koning wilde
C
het parlement haar zin doordreef
D
koning Willem I minder macht had

Slide 19 - Quizvraag

Door de Luxemburgse kwestie veranderde rond 1867 de politieke
verhouding tussen het kabinet en het parlement. Bij deze verandering
waren de volgende stappen belangrijk. Zet in de juiste tijdsvolgorde.
Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in. 
Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak
van de Luxemburgse kwestie. 
De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af. 
eerst
vervolgens
tenslotte

Slide 20 - Sleepvraag