V4 chapitre 2 - A Grammaire l'adverbe

Bienvenue V4!
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue V4!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PROGRAMME
Grammaire A: la forme de l'adverbe
Au travail





Aan het eind van de les:
- ken je het verschil tussen het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord;
- weet je hoe je een bijwoord vormt in het Frans;

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GRAMMAIRE A

Slide 3 - Tekstslide

  • à l'école primaire l'hymne nationale est enseigné obligatoirement aux enfants
  • les soldats voyagaient à pied de Marseille à Paris en chantant 'la marseillaise'
  • le chant leur gardaient forts. Le succès était si grand q'on a décidé que ce chant doit devenir le chant national.
  • en 1958 la marseillaise est devenu l'hymne nationale de la république française
Een bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over...

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies


C'est un .............. film ...............
A
un film intéressant
B
un intéressant film
C
un film intéressante
D
un intéressante film

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ce sont des ...............garçons ...............
A
des garçons sportif
B
des sportifs garçons
C
des garçons sportifs
D
de garçons sportives

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(klein = petit)
C'est ma ...............soeur ...............
A
ma soeur petit
B
ma petite soeur
C
ma petit soeur
D
ma soeur petite

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil?
Il chante bien.
C'est un bon chanteur.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire A: l'adverbe
C'est un bon joueur de foot >> bon est un adjectif.

Il joue bien >> bien est un adverbe

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammaire A: L'adverbe
Een bijwoord zegt iets over:

1. een werkwoord - je vais rapidement m'habiller.
2. een bijvoeglijk naamwoord - ce sont des styles totalement différents.
3. een andere bijwoord - Je vais me présenter très brièvement.
4. een hele zin - Heureusement, on n'a pas d'épreuve aujourd hui.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paul est activement recherché
Malheureusement, nous ne pouvons pas aller en vacances
Elle a très mal joué
Sophie est vraiment fatiguée
Joseph est un garçon super sympa!

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

La forme de l'adverbe
Om een bijwoord te maken heb je nodig:

het bijvoeglijk naamwoord
+
het achtervoegsel 'ment'

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

La forme de l'adverbe
Il y a trois cas:

1) Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker:
bijv. nw + ment -> poli wordt dan poliment,

2) Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een medeklinker:
eerst vrouwelijk maken dan + ment:
actif >> active >> activement
heureux >> heureuse >> heureusement
doux >> douce >> doucement


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

La forme de l'adverbe
3) Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een -ent of -ant,
zet je er -emment of -amment achter.

récent -> récemment
suffisant -> suffisamment
prudent -> prudemment

-> faisons exercice 9b, 9c page 54


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Par contre...
il y a des adverbes qui ont une forme spéciale:

bon >> bien                                                                goed, lekker
meilleur >> mieux                                                     beter, lekkerder
mauvais >> mal                                                         slecht
gentil >> gentiment                                                 aardig
long >> longtemps/longuement                         lang
rapide >> rapidement/ vite                                     snel


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het bijwoord van "sportif"

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?
Il parle poliment
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?
Je parle bon français
A
Goed
B
Fout

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?
il roule lent
A
Goed
B
Fout

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?
C'est un bon chanteur.
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout?
il joue mal.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak van "doux" een bijwoord.
A
douce
B
douxment
C
doucement
D
douxement

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijwoord van gewelddadig

Violent --> ?
A
Violentment
B
Violentement
C
Violemment

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choisis la bonne forme. Adjectif ou adverbe?

Louise m'a écrit qu'elle n'est pas très …. en Norvège
A
heureuse
B
heureusement
C
heureux
D
heureuses

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choisis la bonne forme.

Si tu travailles ......., tu vas avoir une bonne note. ​

A
mieux
B
meilleur
C
bon
D
bonne

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectif ou adverbe ?
L’équipe (v) des Pays-Bas était …….(goed) .
Elle ne jouait pas …….. (slecht)

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(récent) J'ai rencontré un personnage curieux ;


Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

C'était un monsieur qui parlait (courant) notre langue.


Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Si tu laves (régulier) ta voiture, cela ne s'était pas arrivé.


Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Au travail

Fais exercice 9d, 10, 11 page 54-55
Mots-clés ex. 10b

echt = vrai
Engels = anglais
lang = long/longue
prettig = agréable
typisch = typique

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs
Exercice 9a
1 een werkwoord
2 een bijwoord
3 een bijvoeglijk naamwoord
4 de hele zin

Exercice 9b
1 correctement
2 vraiment
3 bien
4 long
5 gratuits


Exercice 9c
1 difficilement
2 exactement
3 poliment
4 certainement
5 courageusement
6 complètement
7 premièrement
8 définitivement

Exercice 9c
1 difficilement
2 exactement
3 poliment
4 certainement
5 courageusement
6 complètement
7 premièrement
8 définitivement

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs
Exercice 9d
1 prudemment
2 fièrement
3 joyeusement
4 élégamment
5 poliment

Exercice 9e
1 On boit trop pendant les fêtes.
2 Nous avons bien mangé.
3 Je n’aime pas beaucoup les fêtes religieuses.
4 Nos voisins vont aussi tirer des feux d’artifice.
5 Il faut absolument inviter tout le monde.


Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs
Exercice 10a Voorbeeldantwoord
1 D’abord, la famille de Laila a bien mangé.
2 Ensuite, Laila a longtemps/longuement joué à toutes sortes de jeux.
3 Son frère gagne toujours facilement.






Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs
Exercice 10b 
1 longtemps
2 agréable
3 vraiment
4 longues
5 typiquement
6 anglais






Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les devoirs
Exercice 11

1 Il faut s’habiller entièrement avec des vêtements orange.
2 Il faut aller très tôt au marché aux puces.
3 Il faut absolument manger des spécialités néerlandaises comme des poffertjes.
4 Il faut participer joyeusement aux jeux traditionnels.







Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies