7. verzorgingsstaat: werk en sociale mobiliteit

Werk 
Sociale mobiliteit
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

Onderdelen in deze les

Werk 
Sociale mobiliteit

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen deze les:
arbeidsethos
de piramide van Maslow
sociale ongelijkheid
rol van de overheid

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waarom werken mensen?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Onder arbeidsethos wordt verstaan:
A
het leveren van inspanningen en prestaties.
B
de status die mensen aan een beroep toekennen.
C
de maatschappelijke positie die iemand heeft.
D
het belang dat mensen aan arbeid toekennen.

Slide 6 - Quizvraag

arbeidsethos
Wij in West-Europa zijn trots op ons arbeidsethos, zeker in vergelijking met de Zuid-Europeanen. ‘Als ze in Italië of Griekenland nu maar eens wat harder hun best zouden doen’, zuchtten we ten tijde van de eurocrisis vaak.

Gek genoeg, komt er geen West-Europees land voor in het lijstje van hardst werkende landen ter wereld. Het zijn de inwoners van Turkije die de langste werkweken maken, gevolgd door de mensen in Colombia en Costa Rica. Dat blijkt uit cijfers van de OESO, het samenwerkingsverband van 35 rijke landen.

Slide 7 - Tekstslide

Nederlanders werken gemiddeld slechts 29,1 uur per week. 
In Turkije werkt men  gemiddeld 47,9 uur per week.

Slide 8 - Tekstslide

Piramide van Maslow

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Abraham Maslow 
(1908-1970)
Zijn ouders waren joodse immigranten van de eerste generatie, afkomstig uit Rusland, die gevlucht waren voor vervolging door het tsaristisch regime. Hij groeide op in een arbeiderswijk in Brooklyn, New York. Maslow was de oudste van zeven kinderen en werd door een psycholoog bestempeld als mentaal onstabiel. Zijn jeugd was moeilijk omdat hij geconfronteerd werd met antisemitisme door zijn leraren en andere kinderen uit Brooklyn.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Mensen werken om de huur van hun huis en het eten te kunnen betalen. Onder welke behoefte van de piramide van Maslow valt dat?
A
De behoefte aan erkenning en waardering
B
De behoefte aan veiligheid en zekerheid
C
De behoefte om erbij te horen
D
De eerste levensbehoeften

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de eerste behoefte volgens Maslow?
A
Veiligheid
B
Levensbehoefte
C
Waardering
D
Erbij horen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de vijfde en laatste behoefte volgens Maslow?
A
Waardering
B
Erbij horen
C
Ergens goed in worden
D
Zekerheid

Slide 15 - Quizvraag

Welke laag van de piramide is werken voor geld?
A
1. levensbehoefte
B
2. veiligheid
C
3. erbij horen
D
4. waardering

Slide 16 - Quizvraag

Eten is een voorbeeld van welk type behoefte?
A
Waardering
B
Levensbehoefte
C
Ergens goed in worden
D
Zekerheid

Slide 17 - Quizvraag

Met je collega's uit eten gaan is een voorbeeld van welke behoefte?
A
Waardering
B
Erbij horen
C
Ergens goed in worden
D
Zekerheid

Slide 18 - Quizvraag

sociale ongelijkheid

Slide 19 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid
Er is sprake van wanneer verschillen tussen mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden
tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken en een ongelijke waardering en behandeling. Ook rechten en plichten zijn niet gelijk verdeeld.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Sociale ongelijkheid
Ongelijke kansen tussen groepen in de samenleving

studie - werk - inkomen - status - macht 

Slide 23 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 24 - Quizvraag

Hebben we in onze samenleving gelijke kansen?
A
Ja, erg mee eens
B
Ja, beetje mee eens
C
Nee, beetje mee oneens
D
Nee, mee oneens

Slide 25 - Quizvraag

Maatschappelijke positie

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Welke factoren spelen een rol bij een maatschappelijke positie?
  1. Hoeveel geld je verdient.
  2. Hoeveel macht je hebt.
  3. De kennis die je nodig hebt.
  4. Talent
  5. Afkomst

Slide 28 - Tekstslide

Leg met een voorbeeld uit waarom een lage maatschappelijke positie kan leiden tot crimineel gedrag.

Slide 29 - Open vraag

Prinses Amalia heeft door haar ………… een hoge maatschappelijke positie.
Welk woord is weggelaten?
A
Macht
B
Kennis
C
Afkomst
D
Talent

Slide 30 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. De maatschappelijke positie is de plaats die je in de samenleving hebt.
2. Een docent dankt zijn maatschappelijke positie aan zijn afkomst.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Wat vind jij? en sorry... Mijn mening kwam wel een beetje duidelijk naar voren in het vorige filmpje, haha! Je mag er ook echt anders over denken!

Slide 33 - Open vraag

Sociale mobiliteit
Het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder.

Slide 34 - Tekstslide

Ongelijkheid en mobiliteit
  • Sociale ongelijkheid: macht, kennis en geld zijn niet eerlijk over de mensen verdeeld. 
  • Dit was vroeger erger dan nu, overheid probeert in te grijpen.
  • Sociale mobiliteit: mogelijkheid te stijgen op de ladder. Opleiding en inzet belangrijker dan beroep ouders.

Slide 35 - Tekstslide

Jordi's ouders hebben geen vervolgopleiding gedaan en hebben niet veel geld. Jordi doet goed zijn best op school en start zijn eigen bedrijf. Dit is een voorbeeld van:
A
Sociale mobiliteit
B
De verzorgingsstaat
C
De macht van de media
D
Mobiliteit der Nederlanden

Slide 36 - Quizvraag

Wat is de rol van de overheid?
emancipatie 
en 
positieve discriminatie 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Is positieve discriminatie de oplossing om de negatieve spiraal te doorbreken?

Slide 39 - Tekstslide

Is positieve discriminatie de oplossing om de negatieve spiraal te doorbreken?

Slide 40 - Open vraag

emotionele geladen oordeel over een persoon of groep dat niet in overeenstemming is met de werkelijkheid.
Vooroordeel over een groep mensen
Het niet terecht behandelen van (groepen) personen op grond van iets dat niet ter zake doet.
benadelen van mensen
Mensen die een achterstand hebben worden bevooroordeeld
Mensen benadeeld worden op grond van hun huidskleur
Racisme
Positieve discriminatie
Vooroordeel
Stereotypering
Discriminatie
negatieve discriminatie

Slide 41 - Sleepvraag

Wat zijn voorbeelden van emancipatiebeleid (positieve discriminatie)
A
werkervaaringplaatsten
B
makkelijker diploma krijgen
C
gesubsidieerde banen
D
uitkeringen

Slide 42 - Quizvraag

De regering doet aan positieve discriminatie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 43 - Quizvraag

Huiswerk
Maak de vragen op esseneronline:
Verzorgingsstaat - H4. Werk en sociale mobiliteit

Slide 44 - Tekstslide

heb je nog vragen?

Slide 45 - Open vraag

Vakantie!!!!
Geniet ervan!

Slide 46 - Tekstslide