Oefenvragen Thema 5 Erfelijkheid

In de afbeelding is in tekening 1 een jong van een Maleise tapir getekend.
In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Heeft het jonge dier hetzelfde fenotype als het volwassen dier?
A
ja
B
nee
1 / 43
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 19 min

Onderdelen in deze les

In de afbeelding is in tekening 1 een jong van een Maleise tapir getekend.
In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Heeft het jonge dier hetzelfde fenotype als het volwassen dier?
A
ja
B
nee

Slide 1 - Quizvraag

In tekening 1 van afbeelding 1 is een jong van een Maleise tapir getekend.
In tekening 2 is hetzelfde dier twee jaar later getekend.

Heeft het jonge dier hetzelfde genotype als het volwassen dier?
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quizvraag

Hebben alle kinderen van dezelfde ouders hetzelfde DNA?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Kunnen door mutaties en geslachtelijke voortplanting organismen ontstaan met nieuwe genotypen?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Heeft een lichaamscel van een mens 46 chromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

Is een albino een mutant?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Is straling een mutagene invloed?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quizvraag

Zijn door klimaatverandering diersoorten uitgestorven?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag

Zijn het ontstaan en uitsterven van diersoorten allebei onderdelen van evolutie?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

Kevin heeft veel getraind.
Zijn spieren zijn hierdoor dik geworden.

Wat is er bij Kevin veranderd?
A
alleen fenotype
B
alleen genotype
C
fenotype en genotype
D
geen van alle.

Slide 11 - Quizvraag


De snoek vangt vis A. Vis B was sneller dan vis A. Daardoor kon vis B ontsnappen.

Waarvan is dit een voorbeeld?

A
van evolutie
B
van geslachtelijke voortplanting
C
van natuurlijke selectie

Slide 12 - Quizvraag

Jay-linn en Chenoa praten over chromosomen.
Jay-linn zegt ‘Chromosomen bevatten veel genen.’
Chenoa zegt ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’
Wie heeft, of wie hebben gelijk?

A
Alleen Jay-linn.
B
Alleen Chenoa
C
Jay-linn en Chenoa hebben beide gelijk

Slide 13 - Quizvraag

Het klein Robertskruid is een plant uit de ooievaarsbekfamilie.
De eicellen van deze plant bevatten 16 chromosomen.

Hoeveel chromosomen bevat een cel van een blad van het klein Robertskruid?

A
8
B
16
C
32

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel miljoen jaar geleden begon de ontwikkeling van de apen van de oude wereld als aparte groep?
(klik op afbeelding voor groter versie)
A
Ongeveer 25 miljoen jaar geleden.
B
Ongeveer 35 miljoen jaar geleden.
C
Ongeveer 37 miljoen jaar geleden.

Slide 15 - Quizvraag



Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant volgens de stamboom?

A
aan de apen van de nieuwe wereld
B
aan de apen van de oude wereld
C
de chimpansees

Slide 16 - Quizvraag

Wanneer komt het genotype van een baby tot stand?
A
Bij de vorming van de eicel.
B
Bij de geboorte van de baby.
C
Bij de bevruchting van de eicel.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is evolutie?
A
Evolutie is het ontstaan van nieuwe soorten doordat organismen met de oorspronkelijke vorm uitsterven.
B
Evolutie is de ontwikkeling van leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
C
Evolutie is de grotere overlevingskans van individuen met een betere aanpassing aan het milieu.

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van levensvormen?
(van oud naar jong)
A
eenvoudige levensvormen - bacteriën - 1-cellige organismen -meercellige organismen - landplanten - gewervelden
B
landplanten -eenvoudige levensvormen - bacteriën - 1-cellige organismen -meercellige organismen - gewervelden
C
gewervelden - bacteriën - 1-cellige organismen - meercellige organismen - landplanten - eenvoudige levensvormen

Slide 19 - Quizvraag

Wat kan er wel en wat niet veranderen?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype wel: genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype niet: genotype

Slide 20 - Quizvraag

Welk begrip gebruik je om aan te geven dat twee soorten afstammen van een gemeenschappelijke voorouder?
A
familie
B
verwantschap
C
bastaards

Slide 21 - Quizvraag

In afbeelding zie je twee vinken die erg op elkaar lijken.
Alleen de bouw van de snavel is anders. Dit komt door aanpassing aan het beschikbare voedsel.
De vinken leven op twee verschillende eilanden in de Stille Oceaan.
Een bioloog zegt dat de vinken dezelfde voorouders hebben.
De voorouders zijn vanaf het vasteland overgevlogen naar de eilanden.
Nu horen de vinken tot verschillende soorten.
Wat is een mogelijke oorzaak van het ontstaan van de verschillende vinkensoorten?

Slide 22 - Open vraag

In afbeelding zie je twee vinken die erg op elkaar lijken.
Alleen de bouw van de snavel is anders. Dit komt door aanpassing aan het beschikbare voedsel.
De vinken leven op twee verschillende eilanden in de Stille Oceaan.
Een bioloog zegt dat de vinken dezelfde voorouders hebben. De voorouders zijn vanaf het vasteland overgevlogen naar de eilanden.
Nu horen de vinken tot verschillende soorten.
Welk begrip past bij het ontstaan van verschillen tussen groepen?

Slide 23 - Open vraag

Welk begrip gebruik je om aan te geven dat twee soorten afstammen van een gemeenschappelijke voorouder?

Slide 24 - Open vraag

In een laboratorium worden twee cellen onderzocht.
De kern van cel 1 heeft 19 chromosomen. De kern van cel 2 heeft 20 chromosomen.
Welke cel is een lichaamscel?


Slide 25 - Open vraag

Bij mensen zitten in iedere celkern 46 chromosomen.
Een ouderpaar heeft twee dochters.
Hoeveel chromosomen kunnen er maximaal hetzelfde zijn bij de twee dochters?

Slide 26 - Open vraag

Welke gebeurtenis zorgde volgens een aantal onderzoekers voor het uitsterven van sauriërs?

Slide 27 - Open vraag

Als een cel 23 chromosomen bevat, is het dan een geslachtscel of een lichaamscel, of kan dit beide?
A
Geslachtscel
B
Lichaamscel
C
Kan beide

Slide 28 - Quizvraag

Chromosomen bestaan uit DNA
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

De eerste levensvormen leefden op het land.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Welke gebeurtenis zorgde volgens een aantal onderzoekers voor het uitsterven van sauriërs?
A
inslag rotsblok/meteoriet uit de aarde
B
inslag rotsblok/meteoriet uit de ruimte

Slide 31 - Quizvraag

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 32 - Quizvraag

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 33 - Quizvraag

Hoeveel paar chromosomen heeft een huidcel?
A
12
B
23
C
46
D
92

Slide 34 - Quizvraag

Hiernaast is voor enkele soorten organismen het aantal chromosomen per lichaamscel weergegeven.

Hoeveel chromosomen bevat de kern van een lichaamscelcel van een konijn?
A
22
B
44
C
88
D
48

Slide 35 - Quizvraag

In afbeelding 3.1 zie je een tekening van het kuiken van een slechtvalk. Afbeelding 3.2 is een tekening van hetzelfde dier. Het kuiken is een volwassen dier geworden.


Hebben het kuiken en het volwassen dier hetzelfde fenotype?
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quizvraag

De beweringen gaan over de afbeeldingen. In afbeelding 3.1 zie je een tekening van het kuiken van een slechtvalk. Afbeelding 3.2 is een tekening van hetzelfde dier, enkele jaren later. Het kuiken is een volwassen dier geworden.


Hebben het kuiken en het volwassen dier hetzelfde genotype?
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quizvraag

Alle zaadcellen van één man hebben dezelfde genotype
A
Juist
B
Onjuist

Slide 38 - Quizvraag

Welke beschrijving hoort bij welk begrip?
Bevat informatie over één erfelijke eigenschap
Lange dunne draad in de celkern, bevat erfelijke informatie
De stof die de code bevat over erfelijke eigenschappen
Chromosoom
DNA
Gen

Slide 39 - Sleepvraag

Je ziet foto's uit het leven van een mevrouw.
Is het genotype van deze persoon veranderd? En het fenotype?
A
Beide zijn veranderd
B
Geen van beide is veranderd
C
Alleen genotype is veranderd
D
Alleen fenotype is veranderd

Slide 40 - Quizvraag

Is een litteken
een erfelijke eigenschap?
A
Ja
B
Nee

Slide 41 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen zitten er in een geslacht cel
A
46
B
23
C
23
D
1

Slide 42 - Quizvraag

Wat zijn fossielen?

Slide 43 - Open vraag