Week 11: Hoe zat het ook alweer? Woordenschat

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

Welkom!

1. Je komt netjes Binnen
2. Je doet je Beller in de telefoontas
3. Je legt je Boeken/device op je tafel
4. Je gaat op je Billen zitten
5. Je kijkt naar het Bord 

Wat gaan we vandaag doen?

Even herhalen: Woordenschat (40 minuten)

Afsluiten (5 minuten)

H1 en H6: Woordbetekenissen vinden

• Synoniemen;
• Betekenis vinden in de tekst;
• Voorbeelden;
• Tegenstellingen;
• Bekend woorddeel.

H2 Figuurlijk taalgebruik

Alles wat je niet letterlijk bedoelt.

Gezegden/uitdrukkingen

Maak de opdrachten

Maak opdracht 1 en 2.

Kijk samen na, als je eerder klaar bent.

H3: Voorvoegsels

• Een voorvoegsel is een woorddeel dat voor het hoofdonderdeel van het woord staat.
• non, on, mis, wan, her, ex, inter.
• Het kan je helpen bij het vinden van de betekenis van het woord.

H4 Achtervoegsels

• Een achtervoegsel staat achter het hoofdonderdeel van het woord.
• lijk, heid, teit, baar, atie, aard, aar, isch, ing, ig, loos, vol, lijks.
• De laatste drie geven het woord een andere betekenis.

Maak de opdrachten

Maak opdracht 3 en 4.

Kijk samen na, als je eerder klaar bent.

H5 Samenstellingen

• Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden.
• Het laatste woord is altijd het belangrijkst.

Maak de opdrachten

Maak opdracht 5 en 6.

Kijk samen na, als je eerder klaar bent.

Afsluiten

• Morgen het proefwerk Woordenschat H1 t/m H6.
• Zorg dat je een leesboek bij je hebt.
  
• Wat je kan leren staat allemaal op Itslearning.
• Tot morgen!