grammaire II/parler

Grammaire III (p.258-260)
bijvoeglijk naamwoord en bijwoord
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammaire III (p.258-260)
bijvoeglijk naamwoord en bijwoord

Slide 1 - Tekstslide

een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
un petit homme
une fille sportive

Slide 2 - Tekstslide

uitgangen
un petit homme
les petits hommes
une petite femme
les petites femmes

Slide 3 - Tekstslide

afwijkende vormen
- e blijft -e (rouge)
-er wordt -ère (premier-première)
-f wordt -ve (sportif-sportive)
-x wordt -se (heureux-heureuse)

Slide 4 - Tekstslide

een dubbele medeklinker in de vrouwelijke vorm:
naturel- naturelle
bon- bonne
ancien - ancienne

Slide 5 - Tekstslide

zie je boek voor meer uitzonderingen
gentil- gentille
bas- basse
gros - grosse
beau - belle
fou- folle 

Slide 6 - Tekstslide

de plaats van het bijvoeglijk naamwoord
meestal achter het zelfstandig naamwoord/ soms voor het zelfstandig naamwoord:
beau- bon- joli
haut-long-petit
jeune - vieux- grand
gros - mauvais - méchant

Slide 7 - Tekstslide

het bijwoord
zegt iets over een 
1. werkwoord (T. répond poliment)
2. bijvoeglijk naamwoord (entièrement blanc)
3. bijwoord (vraiment bien)
4. hele zin (Heureusement, il n'est pas malade)

Slide 8 - Tekstslide

de vorming van het bijwoord
eindigt op klinker: + ment (poli- poliment)
eindigt op medeklinker: vrouwelijk + ment (naturel-naturelle-naturellement)

Slide 9 - Tekstslide

afwijkend:
- ant --> amment (méchant- méchamment)
- ent --> emment (évident- évidemment)

Slide 10 - Tekstslide

afwijkende vormen
bon-bien
meilleur-mieux
mauvais-mal
gentil-gentiment
long- longtemps
rapide-rapidement

Slide 11 - Tekstslide

uitdrukkingen
travailler dur
coûter cher
parler haut/bas
sentir bon/ mauvais
faire pareil

Slide 12 - Tekstslide

faire: exercices 24A/B/C
gebruik hierbij je manuel, grammaire paragraaf 3 en 4

je krijgt 12 minuten de tijd
klassikaal nakijken

timer
12:00

Slide 13 - Tekstslide

parler 
doel: je kunt je mening geven of om een mening vragen in een gesprek over de vakantie

Slide 14 - Tekstslide

faire: exercice 26
Travaillez à deux. Vous êtes en vacances et vous choisissez quelques activités culturelles.
Persoon A vraagt naar de mening van persoon B (zie blz 242 van je manuel.): Qu’est-ce que tu penses de….
Persoon B geeft haar mening over de activiteit. (Je pense que/je trouve que…. parce que…)

timer
7:00

Slide 15 - Tekstslide

faire exercice 32
- raconter ses vacances
-zie boek voor instructies
-gebruik de vocabulaire en de zinnen van 'parler' (p202-203)
-gebruik de zinnen op p. 242-243 voor je mening
timer
12:00

Slide 16 - Tekstslide