v4 - di281123

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Interroger
  • Corriger
  • Ecrire
  • Au travail
  • Les devoirs

Slide 2 - Tekstslide

Interroger
  1. le cours - de les
  2. tranquille - rustiger
  3. exagérer - overdrijven
  4. coupable - schuldig
  5. de dief - le voleur
  6. de bril - les lunettes 
  7. de inwoner - l'habitant
  8. stelen - voler

Slide 3 - Tekstslide

Corriger ex. 11
Page 40

Slide 4 - Tekstslide

Grammaire: bijwoord
Het blonde meisje zingt zachtjes een liedje. 

Bijvoeglijk naamwoord:
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord 

Bijwoord:
  • zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord óf een hele zin

Slide 5 - Tekstslide

Bijwoord
1. Bijvoeglijk naamwoord eindigt op klinker: + ment 
poli -> poliment - vrai -> vraiment  

2. Bijvoeglijk naamwoord eindigt op medeklinker: éérst vrouwelijk maken, dán + ment 
heureux -> heureuse -> heureusement

Slide 6 - Tekstslide

Bijwoord uitzonderingen
1. Bijvoeglijk naamwoord eindigt op -ant:  -ant wordt -amment
méchant -> méchamment

2. Bijvoeglijk naamwoord eindigt op -ent: -ent wordt -emment
évident - évidemment 

Worden beide hetzelfde uitgesproken

Slide 7 - Tekstslide

Onregelmatige vormen
bijvoeglijk nw
bijwoord
vertaling
bon
bien
goed
meilleur
mieux
beter
mauvais
mal
slecht
gentil
gentiment
aardig
long
longtemps
lang
rapide
vite 
snel

Slide 8 - Tekstslide

Uitdrukkingen
  1. travailler dur - hard werken
  2. coûter cher / payer cher - duur zijn / er veel voor betalen 
  3. parler haut / parler bas - hoog / laag praten
  4. sentir bon / sentir mauvais - goed / slecht voelen
  5. faire pareil - hetzelfde doen 

Slide 9 - Tekstslide

Un petit exercice: remplis et traduis
  1. Tu peux (lent) dire ton nom? 
  2. Les garçons ont (vrai) beaucoup mangé. 
  3. La vieille dame est (doux) tombé sur la terre. 
  4. Une nouvelle Iphone, ça coute (cher)!
  5. Vous pouvez parler (bas) s'il vous plaît?

Slide 10 - Tekstslide

Corriger ex. 11A
  1. domweg perdu bijwoord
  2. eerlijk fille bijvoeglijk naamwoord
  3. gul remercié bijwoord
  4. egoïstisch il (Louis) bijvoeglijk naamwoord
  5. zelden arrive bijwoord
  6. aardig parle bijwoord
  7. echt content bijwoord

Slide 11 - Tekstslide

Corriger ex. 11B
  1.  facile facilement
  2.  libre librement
  3. franc franchement
  4. patient patiemment
  5. doux doucement

Slide 12 - Tekstslide

Corriger ex. 11C
  1. méchamment
  2. naturellement
  3. vite/rapidement
  4. cher
  5. gentiment
  6. poliment
  7. absolument
  8. mieux

Slide 13 - Tekstslide

Corriger ex. 11D
  1. 1 Jean a trouvé un portable. Il a longtemps réfléchi : faut-il aller à la police / gendarmerie ?
  2. Son copain Vincent dit : évidemment / naturellement, il faut rendre le portable à son propriétaire !
  3. Et son frère est d'accord : Ton ami / copain a absolument raison.
  4. Alors, / Donc, Jean va à la gendarmerie. Heureusement, les policiers / gendarmes retrouvent vite / rapidement le propriétaire.
  5. Le propriétaire est vraiment très content !

Slide 14 - Tekstslide

Le signalement du voleur (vêtements, couleurs, physique)

Slide 15 - Woordweb

Le voleur
In 5 zinnen een dief omschrijven uit de klas



Slide 16 - Tekstslide

Au travail
Ex. 12, 13, 14, 15 
Ex. omschrijven 'le voleur'



Slide 17 - Tekstslide

Les devoirs
Vendredi le 1er décembre

Apprendre:blokje A, B en C page 104/105
Faire: Ex. 12, 13, 14, 15
Ex. omschrijven 'le voleur'


Slide 18 - Tekstslide