Standpunt -> je mening, visie, opvatting, conclusie, stelling, claim waarvan je de ander wil overtuigen
De Spaanse Costa's zijn ideale vakantiegebieden.
Voorargumenten -> uitspraken die jouw mening of standpunt ondersteunen (signaalwoorden: omdat, want, aangezien, immers)
...omdat de zon er altijd schijnt.
Subargument -> verduidelijking, verklaring (bijv. door een voorbeeld te gebruiken) van het hoofdargument
Ik word er lekker bruin en daardoor voel ik me fitter en zie ik er beter uit.
Tegenargument -> uitspraak die laat zien dat een stelling/standpunt onjuist of minder aanvaardbaar is
Het is maar wat je ideaal noemt, het trekt veel te veel toeristen aan en je hebt daardoor geen plek voor jezelf op het strand.
Weerlegging -> hiermee ontkracht of verzwak je een argument
Te druk? Dat is alleen in het hoogseizoen, als je in het laagseizoen gaat, heb je het hele strand voor jou alleen.