English | Present Perfect vs. Past Simple | 17/11/2022

Good morning! 

Backpack on the floor 
Phones away
Books and tablet on the table
Pencilcase on the table
timer
1:00
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Good morning! 

Backpack on the floor 
Phones away
Books and tablet on the table
Pencilcase on the table
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PLANNING
  1. Lesson aims
  2. Flashback
  3. Grammar
  4. Off to work!
  5. Kahoot!

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESSON AIMS
By the end of this lesson:
You will have 
- proven you understand the Present Perfect tense
- finished a worksheet
- tested your knowledge of grammar in a quiz


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Flashback
  • Met welke 3 dingen houd je rekening bij een grammaticale tijd?
  • Wat heb je nodig bij de past continuous, naast hoofdwerkwoord+ing?
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Is yesterday over? Is gisteren voorbij? 
Is vandaag voorbij?
Present Perfect: Uses
1. Wanneer je iets wilt zeggen over het verleden waar de nadruk ligt op het resultaat nú en je ziet het gevolg van de actie

The squirrel HAS EATEN a lego block.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect: Uses
I HAVE HAD this mobile phone since I was 15.
2 .De actie begint in het verleden en is nu nog aan de gang.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect: Uses
3. Wanneer je het hebt over ervaringen (in iemands leven) tot nu toe. Je gebruikt dan ook vaak ever en never of once, twice, three times.


He has never been to Spain.

I've travelled to Ireland three times this year.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect
Hoe vorm je de Present Perfect?
Met have/has + het voltooid deelwoord
She/he/it krijgt has, I/you/we/they krijgt have

Het voltooid deelwoord is het werkwoord + ed, net als in de verleden tijd.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect
I                
You
He
She
It
We
They
have
have
has
has
has
have
have
walked
talked
danced
burned
twisted
turned
skipped

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect
Hoe maak je het negatief?
Je zet not/n't achter have/has.

I haven't walked all day.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect: Negatives
I                
You
He
She
It
We
They
haven't
haven't
hasn't
hasn't
hasn't
haven't
haven't
walked
talked
danced
burned
twisted
turned
skipped

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Perfect: Questions
Have
Have
Has
Has
Has
Have
Have
walked?
talked?
danced?
burned?
twisted?
turned?
skipped?

you
he
she
it
we
they 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

OFF TO WORK!
WHAT? Do exercises 55-60 on pages 160-163
HOW? Individually. Check page 211-213 for the irregular verbs.
HELP? I'll do my rounds and help you when I reach you.
               Otherwise ask the person next to you.
TIME? 5 minutes in silence, 5-10 minutes while whispering
DONE? 
timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Methode 1 - Stel de volgende vragen:
Ask yourself the following questions:
Question 1: Is it still going on?

Question 2: Is it about experiences
                       up until now? 

 Question 3: Can we notice the result
                        of the action NOW?  
Yes?             No?
Present Perfect
Present Perfect
Present Perfect
Next...
Next...
Past Simple

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CHECK ANSWERS

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAKE A PHOTO AND HAND IN YOUR ANSWERS

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

CHECK LESSON AIMS
Have you
- proven you understand the Present Perfect tense?
- read an article and learnt new vocabulary from it?
- finished the questions from 3.3?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & adverbs

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adverbs
Hoe maak je ze? 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering 2.0 
adjectives - adverbs
good - well 
fast - fast
long - long
fair - fair
Uitzonderingen
Adjectives    -       Adverbs    
good               -       well  
fast                  -       fast
long                -       long
hard                -       hard

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIJWOORDEN van FREQUENTIE
  • Vóór het hoofdwerkwoord:
School always starts at 8.30pm.
I never sing in public.

  • na een vorm van to be: am, are, is, was, were:
There is always something to see.
His jokes are sometimes boring.


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIJWOORDEN van FREQUENTIE
  • Als er 2 werkwoorden in de zin staan zet je het bijwoord na het 1e werkwoord 
     > I have always liked you.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies