Procenten gebruiken, handige percentages en rekenen met procenten KB

Procenten?
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Procenten?

Slide 1 - Tekstslide

Procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
6 van de 100 hokjes zijn grijs: 6% is grijs.
12 van de 100 hokjes zijn rood: 12% is rood.

Slide 2 - Tekstslide

Procenten herkennen en gebruiken
De boot is afgebeeld in een honderdveld.
Hoeveel vakjes zijn er geel?
Hoeveel % is dat?

Slide 3 - Tekstslide

Dit is een honderdveld.
Hoeveel procent is zwart gekleurd?

Slide 4 - Woordweb

Dit is een honderdveld.
Hoeveel procent zijn paars en rood samen?

Slide 5 - Woordweb

even oefenen
  • Hoeveel ml vloeistof zit er in deze buis?

  • Hoeveel ml kan er nog bij in deze buis?

  • Voor hoeveel procent is deze buis gevuld?

  • Deze buis wordt voor 75% gevuld.
    Hoeveel ml. vloeistof moet er worden bijgeschonken om deze buis te vullen tot 75%?

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling breuken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

  • In hoeveel stukken is het voorwerp verdeeld? (noemer)

  • Hoeveel stukjes zijn gekleurd/ weg? (teller)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

breuken
breuken

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Waar kom je breuken tegen?
  •  Deel - geheel : 2/3 van de pizza
  •  Deel van een hoeveelheid: kwart van de aanwezigen
  •  Maat: halve kilo suiker; 1/4 liter melk
  •  Eerlijk delen : 2 pizza's delen met z'n drieën
  •  Verhouding: 9 van de 10 studenten woont nog thuis
  •  Getal om mee te reken: 1/3 + 1/4 =

Slide 13 - Tekstslide

Breuken  (gelijkwaardig)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Breuken vereenvoudigen

Gelijkwaardige breuken

Slide 16 - Tekstslide

Breuken vergelijken

Slide 17 - Tekstslide

Zijn er nog vragen?
VRAGEN?

Slide 18 - Tekstslide

Welke breuk hoort bij deze afbeelding?

Slide 19 - Woordweb

Handige percentages
Sommige procenten kun je gemakkelijk als breuk schrijven.

100% =  alles = 
50% =    de helft =  
25% =    een kwart =
10% =     een tiende = 







21
41
101
1010=1

Slide 20 - Tekstslide

Handige percentages

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

A:  10% rood  =          deel


D: 25% rood =         deel
101
41

Slide 23 - Tekstslide

Schrijf het percentage en de breuk op van strook C?

Slide 24 - Woordweb

van breuk naar percentage
  • Wat is de breuk?

  • Hoe vaak past deze breuk in 100

  • deel door geheel x 100

Slide 25 - Tekstslide

Hoeveel kost de jurk met korting?

Slide 26 - Tekstslide

Hoeveel kost de jurk van 60 euro met 15 % korting?
A
9 euro
B
45 euro
C
51 euro
D
60 euro

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd.
Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt.

Slide 29 - Tekstslide

Maken
Domein 4:
  • Maken 4.1 procenten
  • Maken 4.2 Handige percentages
  • Maken 4.3 Rekenen met procenten


Slide 30 - Tekstslide

Nu zelf (eerst 1% berekenen)

1% van 300=
10% van 300=
40% van 300=

1% van 650=
10% van 650=
40% van 650=




Slide 31 - Tekstslide

Nu zelf (eerst 1% berekenen)

1% van 300= 3
10% van 300= 30
40% van 300= 120

1% van 650= 6,5
10% van 650= 65
40% van 650= 260




Slide 32 - Tekstslide

Oefenen
Frans gaat met zijn vrouw en kinderen van 10 en 12 jaar op vakantie. De vakantie kost zonder korting € 2500,-.
Hoeveel % is Frans goedkoper uit als hij 
dit weekend de vakantie boekt?

Slide 33 - Tekstslide

Oefenen
Frans gaat met zijn vrouw en kinderen van 10 en 12 jaar op vakantie. De vakantie kost zonder korting € 2500,-.
Hoeveel % is Frans goedkoper uit als hij 
dit weekend de vakantie boekt?
Frans krijgt € 2500,- : 100 × 15% = € 375,- vroegboekkorting.
De totale korting is € 375 + € 50,- + € 100,- = € 525,-.
Hij is dan 100% : 2500 × 525 = 21% goedkoper uit.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Breuken gelijk maken
Breuken optellen

Slide 36 - Tekstslide

Koppel de breuken die hetzelfde zijn.

Vereenvoudigen!
3/12
6/36
7/70
12/24
1/4
1/2
1/6
1/10

Slide 37 - Sleepvraag

Slide 38 - Video