BS 3 en BS 4: genen paren en stambomen

Een jongen heeft de genen voor de oogkleur: AA.
Hij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant
1 / 16
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Een jongen heeft de genen voor de oogkleur: AA.
Hij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant

Slide 1 - Quizvraag

Krijgt een jongen het X-chromosoom van zijn vader of moeder?
En van wie heeft hij het Y-chromosoom gekregen?
A
Het X-chromosoom kan alleen van zijn moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
B
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn vader.
C
Het X-chromosoom kan alleen van zijn vader komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.
D
Het X-chromosoom kan zowel van zijn vader als moeder komen; het Y-chromosoom alleen van zijn moeder.

Slide 2 - Quizvraag

Genotype Aa geeft voor bruine ogen
Genotype aa geeft voor blauwe ogen
Welke kleur ogen is recessief?
A
bruin
B
blauw

Slide 3 - Quizvraag

Recessief betekent bij erfelijkheid
A
Zwak. Kleine letter gebruiken
B
Zwak. Grote letter gebruiken
C
Sterk. Kleine letter gebruiken
D
Sterk. Grote letter gebruiken

Slide 4 - Quizvraag

Frank heeft voor het haarkleur de genen Bb (bruin), Frank is
A
Homozygoot dominant
B
Heterozygoot
C
Homozygoot recessief

Slide 5 - Quizvraag

Een meisje heeft de genen voor de oogkleur: aa.
Zij is dan:
A
Homozygoot recessief
B
Heterozygoot
C
Homozygoot dominant

Slide 6 - Quizvraag

Genotype Hh geeft voor rode bloemen
Genotype hh geeft voor witte bloemen
Welke kleur bloemen is recessief?
A
wit
B
rood

Slide 7 - Quizvraag

Het fenotype is
A
Alleen erfelijk
B
Erfelijk en invloeden uit de omgeving
C
Alleen de invloeden uit de omgeving

Slide 8 - Quizvraag

Het genotype is
A
Alle erfelijke eigenschappen
B
Alleen het uiterlijk
C
Invloeden uit het milieu

Slide 9 - Quizvraag

Lees de tekst in de afbeelding. Je kunt de afbeelding vergroten door er op te drukken.

Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant, recessief, of is het niet uit de gegeven op te maken?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 10 - Quizvraag

Welke genotype hoort bij welk begrip?
AA
Aa
aa
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot

Slide 11 - Sleepvraag

Wat betekenen de symbolen P en F1 in een kruisingsschema?
A
P is de vader en F1 is de moeder
B
P zijn de kinderen en F1 zijn de ouders
C
P zijn de ouders en F1 zijn de kinderen
D

Slide 12 - Quizvraag

Taaislijmziekte is een ernstige erfelijke ziekte die wordt veroorzaakt door een recessief gen (r). Mensen die het dominante gen (R) bezitten, hebben de ziekte niet.

Een onderzoek wijst uit dat de baby geen taaislijmziekte zal krijgen. Welk genotype of welke genotypen kan de baby hebben?
A
rr
B
Rr
C
RR
D
RR of Rr

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 14 - Quizvraag

Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord

Slide 15 - Quizvraag

Of een koe roodbont is of zwartbont wordt bepaald door erfelijke factoren. Een koe en een stier, beide zwartbond en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3

Slide 16 - Quizvraag